Nadere vragen van Visseren-Hamakers (PvdD) over aanpak dier­waardige veehou­derij en amen­dement-vestering


Indiendatum: 5 dec. 2023

Vragen Partij voor de Dieren, 5 december 2023

De leden van de PvdD constateren hebben naar aanleiding van de antwoorden nog de volgende nadere vragen over de aanpak dierwaardige veehouderij en vervolgstappen amendement artikel 2.1. Wet dieren. Wij willen de Minister vriendelijk verzoeken om de vragen en subvragen afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 1

U wijst op de welzijnscheck varkens.

Vraag 1a

Begrijpen de leden van de PvdD het goed dat als een veehouders op zodanige wijze varkens zou houden dat bij de check alle antwoorden in de groene kolom zouden worden gezet, negatieve gevolgen (zoals staartbijten) niet of niet in betekenende mate aan de orde zouden zijn?

Vraag 1b

Zo ja, zouden er dan voor houderijen van ander vee soortgelijke checks kunnen komen en zou ook daarvoor gelden dat als een veehouder op zodanige wijze de betreffende dieren zou houden dat bij de check alle antwoorden in de groene kolom zouden worden gezet, mag worden aangenomen dat negatieve gevolgen die nu aanleiding geven voor ingrepen bij de dieren niet of niet in betekenende mate aan de orde zouden zijn?

Vraag 2

U schrijft: “In een diergericht ontworpen stalsysteem moet het mogelijk zijn om dieren te houden zonder dat ingrepen worden gedaan als het couperen van staarten of onthoornen. In veel stallen die nu in gebruik zijn, is dat niet mogelijk.”

Vraag 2a

Wat bedoelt u met stallen “die nu in gebruik zijn”?

Vraag 2b

Bent u het met de leden van de PvdD eens dat als de wijze waarop dieren gehouden worden in de stallen “die nu in gebruik zijn”, zodanig wordt veranderd dat een welzijnscheck positief zal zijn, het wel mogelijk is om dieren te laten verblijven die niet gecoupeerd zijn of onthoornd?

Vraag 2c

Bent u het met de leden van de PvdD eens dat als dieren in die stallen gehouden worden, op zodanige wijze dat een welzijnscheck positief zal zijn, een dierenarts met het oog op zijn eed geen ingrepen als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2,6 van het Besluit diergeneeskundigen mag verrichten die het amendement-Vestering beoogt te verbieden?

Vraag 2d

Als het mogelijk is dat een veehouder dieren op zodanige wijze houdt dat een welzijnscheck positief zal zijn en ingrepen niet nodig zijn, behoort de diergeneeskundige zich dan op grond van zijn eed te onthouden van ingrepen als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2,6 van het Besluit diergeneeskundigen omdat die ingrepen niet noodzakelijk zijn omdat de noodzaak voortvloeit uit een wijze van houden door de veehouder en niet uit de gezondheidstoestand van het dier?

Vraag 3

U stelt dat als varkens voldoende leefruimte en exploratiemogelijkheden wordt geboden zodanig dat zij op een nagenoeg ‘natuurlijke’ wijze kunnen leven, er nog steeds een noodzaak tot het afknippen van staarten zou bestaan. U wijst in dat verband op constateringen in de welzijnschecklist van de WUR voor biologische varkenshouders.

Hoe verhoudt zich dat met de constatering in die welzijnschecklist “dat voor 2010 staartbijten in biologische varkenshouderijen slechts incidenteel voorkwam”?

Vraag 4

U heeft het in de beantwoording van vragen van de BBB over “het verantwoord uitfaseren van ingrepen”.

Vraag 4a

Doelt u daar op de impact die het amendement-Vestering heeft op het verdienvermogen van veehouders?

Vraag 4b

Hebben de Tweede en Eerste Kamer bij de aanvaarding van de wetswijziging (amendement-Vestering) aangegeven dat bij het bepalen van de invoeringsdatum rekening dient te worden gehouden met de impact op het verdienvermogen van veehouders? Zo nee, hoe kan uw voornemen tot ‘verantwoord uitfaseren’ worden opgevat als een uitvoeren van het besluit van het Parlement?

Vraag 5

Houdt de Regering in internationaal verband rekening met de uitgangspunten van dierwaardige veehouderij? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5a

Ondersteunt de Regering in haar internationale beleid de uitbreiding van de intensieve veehouderij? Zo ja, kan de Minister een overzicht geven van de inspanningen van de huidige Regering in internationale context om de intensieve veehouderij, en de Nederlandse veehouderij sector in het bijzonder, en de daaraan gelieerde sectoren (zoals veevoer, veterinaire kennis) te ondersteunen (b.v. in haar OS beleid, handelsmissies, handelsverdragen, kennisontwikkeling en kennisdeling)?

Vraag 5b

In welke mate en hoe houdt de Regering bij de activiteiten onder 5a rekening met de uitgangspunten van de dierwaardige veehouderij?

Vraag 5c

De PvdD is van mening, gezien de negatieve gevolgen van de intensieve veehouderij voor mens, dier en milieu, dat het ondersteunen van de internationale uitbreiding van de intensieve veehouderij ongewenst is. Deelt de Minister deze mening? Zo ja, hoe zet de Regering zich in om deze uitbreiding te vermijden en de intensieve veehouderij internationaal verder af te bouwen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Gelden de uitgangspunten voor de dierwaardige veehouderij ook voor binnenlands en internationaal transport en slachthuizen?