Bijdrage Visseren-Hamakers (PvdD) over Belastingplan 2024
Dank u, voorzitter, en een goedenavond aan alle collega's. Ten eerste uiteraard ook mijn felicitaties aan collega Heijnen voor zijn gedegen maidenspeech. Namens de Partij voor de Dieren ook dank voor de uitgebreide beantwoording van al onze schriftelijke vragen, die echt heeft geholpen bij de voorbereiding van dit debat.
Voorzitter. Voor ons ligt het Pakket Belastingplan 2024, dat beoogt een bijdrage te leveren aan het versterken van de brede welvaart. Hoewel de Partij voor de Dieren de pogingen van het kabinet waardeert om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus, lijkt het kabinet bij de interpretatie van het concept helaas een grote denkfout te maken. Het kabinet hanteert een antropocentrisch perspectief op brede welvaart en ziet welvaart als welzijn van mensen. Klimaat en natuur worden instrumenteel gezien, als belangrijke randvoorwaarden voor menselijk welzijn. Zodoende kan het kabinet vanuit deze beperkte definitie in de Miljoenennota concluderen dat de brede welvaart over het algemeen hoog is. Klimaatverandering en de slechte kwaliteit van de natuur worden bestempeld als "uitdagingen" ten aanzien van de brede welvaart. De belangen van dieren worden helemaal genegeerd. Dierenwelzijn speelt volgens het kabinet geen rol in brede welvaart.
De Partij voor de Dieren interpreteert het concept brede welvaart anders, meer ecocentrisch. Brede welvaart of, wellicht nog beter, breed welzijn van mens, dier en natuur zou het doel van de overheid moeten zijn. Dit betekent dat de intrinsieke waarde van de natuur en van dieren, zoals breed wordt erkend op verschillende beleidsterreinen, ook een plek krijgt in het concept brede welvaart. Mijn vraag aan het kabinet is dan ook hoe het de intrinsieke waarde van de natuur en dieren zou willen integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart, in de Miljoenennota en in het bijbehorende Belastingplan om zodoende recht te doen aan de brede erkenning van deze waarde in het beleid.
Voorzitter. Dan de voorstellen op het gebied van klimaatverandering en fossiele subsidies; de heer Martens sprak hier al over. Het kabinet zette een goede eerste stap in de Miljoenennota door een inventarisatie te publiceren van Nederlandse fossiele subsidies. Die blijken tussen 39,7 miljard euro en 46,4 miljard euro per jaar te liggen. Deze eerste stap komt echter veel te laat, aangezien Nederland zich al jaren geleden heeft gecommitteerd om fossiele subsidies af te schaffen. Wel heeft minister Jetten afgelopen weekend tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen. Dat is een mooie tweede stap. Toch kiest het kabinet ervoor om geen plan van aanpak voor te bereiden voor de afbouw van fossiele subsidies, met als argument zijn demissionaire status. De Partij voor de Dieren vindt dit onbegrijpelijk en wil graag van de minister weten waarom het Pakket Belastingplan 2024 geen significante stap zet in het afschaffen van de fossiele subsidies. Een onlangs in de Tweede Kamer aangenomen motie vraagt ook om het opstellen van scenario's voor het afbouwen van deze subsidies. Wij vragen de minister dus of hij bereid is de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor gedeeltelijke ofwel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, die dan in de Miljoenennota en in het Belastingplan 2025 hun beslag zouden kunnen krijgen. Graag een reactie van de minister. Ik ga ervan uit dat de minister er morgen is; zo hadden we dat afgesproken. Vandaar dat ik de minister aanspreek en niet de staatssecretaris. Dat is niet persoonlijk bedoeld.
Bovendien zijn fossiele subsidies niet de enige subsidies die doelmatigheid en rechtmatigheid van het duurzaamheidsbeleid in de weg kunnen staan. Te denken valt aan financiële prikkels voor verschillende economische sectoren, bijvoorbeeld de landbouw, de mobiliteit en de industrie, die direct of indirect negatieve milieugevolgen kunnen hebben, zoals het gebruik van kunstmest, watergebruik, het gebruik van bestrijdingsmiddelen, grondstoffen, vervuiling van lucht, bodem of water, verandering van landgebruik et cetera. Mijn vraag is of het kabinet bereid is om in navolging van de inventarisatie van de fossiele subsidies ook een inventarisatie te maken van overige vervuilende subsidies. Deelt het kabinet de opvatting dat de vervuiler niet betaald zou moeten wórden, maar zou moeten betálen voor de door hem veroorzaakte vervuiling? Graag een reactie.
Voorzitter. Daarnaast lost het Belastingplan een aantal problemen in het fiscale beleid niet op. Het bestaande fiscale beleid staat brede welvaart in de weg. Voorbeelden zijn het 9%-btw-tarief op vee, veevoer, snoepgoed, rondhout en sierteelt, het 0%-btw-tarief op internationaal personenvervoer met schepen of met het vliegtuig en de vrijstelling voor kansspelen. Is het kabinet bereid om een evaluatie uit te voeren naar deze belastingtarieven, waarin hun invloed op de doelmatigheid en doeltreffendheid van het duurzaamheids- en gezondheidsbeleid wordt onderzocht? En is het kabinet bereid om de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot het invoeren van hogere btw-tarieven op deze producten, die dan hun beslag zouden kunnen krijgen in de Miljoenennota en het Belastingplan van 2025? Graag een reactie van het kabinet.
Dan de herinvesteringsregeling, de HIR. Met het voorstel wordt het gebruik door ondernemers zoals agrarische bedrijven van de herinvesteringsreserve bij staking van een gedeelte van hun onderneming als gevolg van overheidsingrijpen verruimd. De Partij voor de Dieren ziet een aantal risico's in dit voorstel en heeft de volgende vragen. Ziet het kabinet mogelijkheden om te voorkomen dat een veehouderijbedrijf op een nieuwe locatie weer een veehouderijbedrijf start, bijvoorbeeld door een diersoort te gaan houden die niet werd gehouden op de oude locatie? En ziet het kabinet mogelijkheden om duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen te stellen aan zo'n herinvestering? Hoe ziet het kabinet erop toe dat nieuwe veehouderijbedrijven voldoen aan de Wet dieren? Graag een reactie van het kabinet.
Voorzitter. Ten slotte de inwerkingtreding van de verhoging van de verbruikersbelasting op alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 op basis van het Belastingplan 2023. De heer Hartog van Volt had het hier ook al over in zijn bijdrage. Deze wet had ongetwijfeld de juiste intentie, maar is in zijn huidige vorm contraproductief. Het is in essentie een mislukte suikertaks. De kwaliteit van de wet is in alle opzichten slecht, dus in termen van doelmatigheid, doeltreffendheid en coherentie van beleid. De wet beoogt de consumptie van frisdrank te ontmoedigen, maar in de huidige versie worden ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol, zoals alcoholvrije wijn, en plantaardige zuivelalternatieven meegenomen. Deze maatregel staat dus haaks op ander kabinetsbeleid, waaronder het beleid om alcoholconsumptie te ontmoedigen, de eiwittransitie, de landbouwtransitie, doordat fruittelers en sapproducenten worden benadeeld, en het stimuleren van innovatieve duurzame bedrijven. Vooral omdat de voorgestelde accijnsstijging op alcoholhoudende dranken bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer is verminderd, staat deze wet de doelstelling van het ontmoedigen van alcoholgebruik in de weg. De wet maakt meer kapot dan je lief is, kan je zeggen, en dit alles net op tijd voor dry january. Dit kan nooit de bedoeling zijn geweest.
Samenvattend maakt de wet ten eerste alle alternatieven voor alcoholhoudende dranken relatief duurder, bewerkstelligt de wet ten tweede geen gedifferentieerde suikertaks op basis van het gehalte van toegevoegde suikers, en biedt de wet ten derde geen oplossing voor de huidige, verouderde categorisering van plantaardige zuivelalternatieven onder de alcoholvrije dranken.
Er zijn de afgelopen tijd twee moties aangenomen, van collega Grinwis in de Tweede Kamer en van collega Koffeman in onze eigen Kamer, die zouden kunnen bijdragen aan het oplossen van deze weeffouten. Maar hierop kunnen we niet wachten, aangezien de inwerkingtredingsdatum van deze wet 1 januari 2024 is. Nu dreigt er dus een wet in werking te treden waarop brede kritiek is in de Tweede Kamer, onze eigen Kamer en de samenleving. Het is ons, met z'n allen, dus niet gelukt om deze inwerkingtreding of dit probleem te voorkomen. Bovendien treedt er nu wetgeving in werking, terwijl we met z'n allen in afwachting zijn van nieuwe wetgeving over hetzelfde onderwerp. We zouden dus een nieuw btw-tarief in werking laten treden, terwijl we al voorzien dat die btw-tarieven op de korte termijn zullen gaan veranderen. Dit is onwenselijk.
De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman? Ten tweede: waarom heeft het kabinet het afgelopen jaar niet gebruikt om deze fouten te herstellen? Ten derde: ziet het kabinet mogelijkheden om de invoeringsdatum van de verhoging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken een jaar uit te stellen in afwachting van de uitwerking van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman?
Voorzitter, ik rond af. Ik heb op al deze onderwerpen moties voorbereid en ben hierover in overleg met verschillende fracties in onze Kamer. Afhankelijk van het antwoord van het kabinet zal ik die moties in de tweede termijn indienen.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
Tweede termijn:
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de dank aan de ministers en de staatssecretaris voor hun uitvoerige beantwoording. Ik ga nog geen afscheid nemen. Volgens mij zien we bijvoorbeeld minister Jetten volgende week alweer, dus volgens mij is het nog geen tijd voor afscheid.
De heer Schalk overviel me een beetje met de vraag in eerste termijn of die dieren dan ook nog belasting moeten gaan betalen. De heer Bovens had daar in de wandelgangen een heel goed antwoord op dat ik niet zo paraat had, en dat is de hondenbelasting. Ik wilde u dat niet onthouden. Wij beantwoorden alle vragen in deze Kamer. Goed hè? Ik heb zelf een meer filosofisch antwoord. Er wordt heel hard nagedacht door filosofen over mens-dierrelaties. Ik raad iedereen het boek aan van Donaldson en Kymlicka, die echt heel genuanceerd nadenken over onze relatie met verschillende groepen dieren. Dat gaat niet over de hondenbelasting, maar dat zou zomaar kunnen in een volgende versie van hun boek.
Ook wil ik reageren op de eerste termijn van de heer Van den Oetelaar, die zich zorgen maakt over paardenvervoer. Ik deel die zorgen. Het zijn niet alleen paarden die over enorm lange afstanden en in verschrikkelijke omstandigheden worden vervoerd. Per jaar worden 1,4 miljard dieren onder erbarmelijke omstandigheden vanuit de EU naar andere continenten vervoerd. Ook in Nederland worden dieren nog vervoerd tot 30 graden Celsius, dus in enorme hitte. Wellicht kunnen we samen wat aan die erbarmelijke omstandigheden bij het dierenvervoer doen.
Voorzitter. Dan het Belastingplan. Hoorde ik de staatssecretaris een toezegging doen dat hij de laatste vragen over de HIR gaat beantwoorden? Hij kon de vraag niet beantwoorden of die nieuwe veehouderijbedrijven ook zullen moeten voldoen aan de Wet dieren. Daarom hoor ik graag van de staatssecretaris of ik die vraag nog beantwoord krijg, al dan niet schriftelijk. Daarnaast vind ik het een gemiste kans dat er bij de HIR geen duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen worden gesteld aan de nieuwe investeringen.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de moties. Wij hebben ons als Partij voor de Dierenfractie ingehouden. Wij hebben deze keer maar vier moties voorbereid. Goed, hè? Die zien op de meest belangrijke onderwerpen. De staatssecretaris heeft gereflecteerd op mijn vragen in eerste termijn over hoe het kabinet brede welvaart interpreteert in de Miljoenennota en het Belastingplan. Wij willen via deze motie het debat graag continueren over de interpretatie van dat belangrijke begrip. Hierbij onze eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 een begin maken om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus;
overwegende dat het begrip brede welvaart zoals toegepast in de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 geen aandacht schenkt aan de intrinsieke waarde van de natuur en dieren;
overwegende dat de intrinsieke waarde van de natuur en dieren breed wordt erkend in verschillende beleidsterreinen in Nederland en internationaal, en ik verwijs naar een paar referenties;
overwegende dat er internationaal groeiende aandacht is voor de relatie tussen duurzame ontwikkeling en dierenwelzijn, bijvoorbeeld in een UNEP-resolutie uit 2022;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de intrinsieke waarde van de natuur en dieren, inclusief dierenwelzijn, te integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart in het beleid van de rijksoverheid, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter U (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan hebben we een motie voorbereid over fossiele subsidies, eigenlijk om de motie-Kröger cum suis in de Tweede Kamer te versterken. Die motie heeft het over een aantal jaartallen, maar het jaar 2025 wordt niet genoemd. Wij willen graag het jaar 2025 noemen om de urgentie van dit beleid te onderschrijven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet bij de Miljoenennota een inventarisatie heeft gepubliceerd van fossiele subsidies;
constaterende dat deze inventarisatie de fossiele subsidies inschat op — we kennen de aantallen — miljarden euro's per jaar;
constaterende dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen van het lid Kröger en collega's (32813, nr. 1300) die de regering verzoekt scenario's op te stellen voor het afbouwen van de verschillende fossiele subsidies voor de termijn van twee, vijf en zeven jaar;
overwegende dat de minister tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief heeft genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen;
overwegende dat in het Belastingplan 2024 geen significante stap wordt gezet in het afschaffen van fossiele subsidies;
verzoekt de regering bij het opstellen van de scenario's expliciet aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor gedeeltelijke dan wel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter V (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Wij hebben hier twee moties over, een waar de staatssecretaris waarschijnlijk nerveus van wordt en een waar hij misschien wat minder nerveus van wordt. Wij vinden het belangrijk om ze allebei in te dienen om onze Kamer de mogelijkheid te bieden om de ongewenste situatie die per 1 januari 2024 dreigt te ontstaan, te voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Belastingplan 2023 een verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 omvat;
constaterende dat deze verhoging niet alleen frisdrank betreft maar ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol en plantaardige zuivelalternatieven;
overwegende dat deze maatregel verschillende doelstellingen van de overheid kan tegenwerken, onder meer op het gebied van gezondheid, landbouw en het ondersteunen van innovatieve en duurzame bedrijven;
overwegende dat hiermee het voorgestelde beleid belangrijke negatieve neveneffecten heeft;
overwegende dat de Tweede Kamer (Il 2023/24, 36418, nr. 87, motie-Grinwis) en Eerste Kamer (36410, F, motie-Koffeman) verschillende moties hebben aangenomen op het gebied van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en het suikergehalte van deze dranken;
overwegende dat deze moties pas na de invoeringsdatum van 1 januari 2024 van de veranderingen van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zullen worden geïmplementeerd;
overwegende dat hiermee vanaf 1 januari beleid met significante negatieve consequenties in werking zou treden;
verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten kunnen worden voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Schalk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter W (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter. Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet per 1 januari 2024 een verbruiksbelasting in zal voeren op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en alcoholvrij bier;
overwegende dat het kabinet daarmee als oogmerk heeft mensen eerder te laten kiezen voor gezondere dranken;
overwegende dat daarmee producenten van dranken zonder toegevoegde suikers zoals vruchtensappen, granendranken en alternatieven voor alcoholhoudende dranken onevenredig zwaar en onbedoeld getroffen worden;
overwegende dat dit een averechts effect kan hebben op de bedoelingen van de wetgever;
verzoekt de regering per 1 januari 2024 of zo spoedig mogelijk daarna een nultarief in deze verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï, Schalk en Martens.
Zij krijgt letter X (36418).
U was aan het einde van uw betoog gekomen?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hiermee ben ik aan het einde van mijn betoog gekomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb nog niet hele nadrukkelijke signalen van nervositeit bij de staatssecretaris gezien, maar je weet niet wat er allemaal achter die glimlach schuilgaat.
Ik geef nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.
Interessant voor jou
Bijdrage Koffeman (PvdD) over Wijzigingswet Huisvestingswet 2024
Lees verderBijdrage Visseren-Hamakers (PvdD) tijdelijke wet klimaatfonds en begrotingsstaten EZK 2024
Lees verder