Bijdrage Koffeman (PvdD) Aanscherping openbare orde­beleid voor criminele vreem­de­lingen


9 juli 2024

Voorzitter,

Ik heet de minister van harte welkom in dit huis waar ze 12 jaar werkte als Senator en nu vanaf de andere zijde van de tafel de senaat zal moeten overtuigen van een nieuw wetsvoorstel, een heel andere rol, waarbij ik de minister sterkte wens.

Het wetsvoorstel waarover we vandaag spreken schrapt in de Vreemdelingenwet 2000 de huidige wettelijke bescherming tegen uitzetting van in Nederland geboren ofwel opgegroeide vreemdelingen met zeer zware criminele voorgeschiedenis. Dit voorstel verruimt de afwijzingsmogelijkheden voor aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Ik wil de minister vragen of ik het goed begrepen heb dat kleinere achtereenvolgende misdrijven in dit wetsvoorstel bij elkaar opgeteld kunnen worden waarmee de schijn ontstaat dat vreemdelingen onder een ander regime beoordeeld worden dan Nederlandse staatsburgers. Graag een reactie van de minister.

Dit voorstel beoogt een aanscherping te vormen van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen. Op dit moment is de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd voor deze categorie vreemdelingen alleen mogelijk vanwege zware drugsdelicten met een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden. Deze wijziging zorgt ervoor dat meer soorten ernstige misdrijven kunnen leiden tot een afwijzing. Daarnaast wordt ook de drempel van meer dan 60 maanden gevangenisstraf geschrapt. Hiermee wordt aangesloten bij het systeem van de glijdende schaal, waardoor in meer gevallen kan worden overgegaan tot een individuele beoordeling of de aanvraag op grond van openbare orde moet worden afgewezen.

Die glijdende schaal is een opmerkelijk gegeven. Nederlandse staatsburgers worden niet behandeld volgens zo’n glijdende schaal, criminele vreemdelingen wel. De vraag is of een glijdende schaal past bij een betrouwbare overheid die handelt zonder aanzien des persoons of in elk geval zou moeten handelen overeenkomstig het beginsel dat iedereen in principe een gelijke behandeling verdient. Ik weet dat de Raad van State en het Europese Hof stellen dat een crimineel met een Nederlands paspoort en een crimineel die geen onderdaan van Nederland is als zij beiden eenzelfde strafbaar feit hebben gepleegd, verschillen omdat voor de één de Vreemdelingenwet niet geldt en voor de ander wel. Maar als we kijken naar het gepleegde strafbare feit en de bestraffing daarvan, dan wordt toch de niet Nederlandse onderdaan zwaarder gestraft dan de Nederlandse onderdaan die precies hetzelfde delict heeft gepleegd? Beiden krijgen gevangenisstraf maar de niet Nederlandse onderdaan krijgt er nog een straf bij terwijl hij of zij ook in Nederland geboren is en deel uitmaakt van de Nederlandse samenleving.

Kan de minister erkennen dat er zo bezien voor die laatste een extra straf volgt? En hoe beoordeelt zij dat in het licht van de beginselen van rechtvaardigheid? Graag een reactie van de minister.

Ik vraag de minister ook waarom er wordt gekozen voor deze aanpak. De Raad van State geeft aan dat er andere oplossingen zijn. Het argument van de minister dat deze wijziging nodig is om tegemoet te kunnen komen aan de behoefte om het langdurige verblijf van een vreemdeling te kunnen beëindigen, vind ik niet overtuigend. Het ontbreekt namelijk aan een onderbouwing van die behoefte. Er zijn geen cijfers over het aantal mensen waarover het zou gaan of over het effect van de huidige wet. Ook de huidige wet biedt immers al enige mogelijkheid om de verblijfsvergunning van mensen en het misdrijf dat ze hebben gepleegd aan elkaar te koppelen. Het is zoals gezegd onduidelijk in hoeveel gevallen dit daadwerkelijk zal leiden tot uitzetting, want individuele omstandigheden en Europese en internationale wet- en regelgeving zijn hierin leidend.

Bovendien wordt ook niet duidelijk waarom het nodig is dat de strafmaat van meerdere lichtere misdrijven bij elkaar wordt opgeteld vanaf de jeugd en hoe dit zich verhoudt tot het doel van de wet, namelijk de samenleving beschermen tegen ernstige misdrijven.

Een belangrijke overweging is ook de strafmaat in relatie tot de ernst van de misdrijven. Tot nu toe was het zo dat criminelen die betrokken waren bij een drugsdelict waarvoor de strafrechter tenminste vijf jaar gevangenis oplegde, geen onvoorwaardelijke verblijfsvergunning meer konden krijgen.

Klopt het, zo vraag ik de minister, dat wanneer deze wet wordt aangenomen, de minister een discretionaire bevoegdheid kan toekomen met veel verstrekkender gevolgen dan de strafrechter voor ogen had?

Ik schets een concrete casus. Een drugscrimineel legt bij zijn in Nederland geboren moeder die geen Nederlands staatsburger is, een kistje met geld neer. De moeder had kunnen weten dat dit om drugsgeld zou moeten gaan, maar zwijgt. De strafrechter veroordeelt haar wegens het strafbare feit als omschreven in artikel 10a Opiumwet tot een korte gevangenisstraf van drie maanden omdat hij verzachtende omstandigheden ziet.

Is het waar dat onder de huidige wet deze wetsovertreding zonder verdere gevolgen zou blijven terwijl het onder de nieuwe wet mogelijk wordt dat de minister aan deze korte gevangenisstraf een uitzetting toevoegt voor iemand die al tientallen jaren in Nederland verblijft zonder ooit een vlieg kwaad gedaan te hebben?

In de huidige wet is vastgeknoopt aan een zware straf die door de rechter wordt opgelegd. In het voorstel vervalt dat en kan de minister kennelijk geheel zelf bepalen of zij – als aan de voorwaarden voldaan is - het nodig vindt om een levenslange straf van verwijdering uit de Nederlandse samenleving op te leggen, ook al vindt de rechter een lage straf passend.

Voorzitter, vindt de minister zichzelf dan de juiste persoon om dergelijke levensbepalende gevolgen te kunnen verbinden aan wat de strafrechter beschouwt als een licht vergrijp? Vinden leden van dit huis dat een discretionaire bevoegdheid als deze bij deze minister in goede handen is? Ik overweeg, afhankelijk van het antwoord van de minister, een motie op dit punt.

Ook over de uitvoerbaarheid van deze wet blijft veel onduidelijk. Het kabinet geeft aan dat het om kleine aantallen mensen zal gaan en dat er daarmee geen extra druk op de IND zal worden gelegd. Maar afwijzingen leiden vaker tot hoger beroep en daarnaast zal het afwijzen van een verblijfsvergunning leiden tot nieuwe aanvragen voor bepaalde tijd. Bovendien is het uitzetten van mensen die geen ander land van herkomst dan Nederland hebben bijzonder moeilijk. Zoals de Nederlandse Orde van Advocaten ook aangaf, zal dit mogelijk leiden tot langdurige vreemdelingenbewaring, en dat alles terwijl de rechter al een strafmaat heeft bepaald. Dat kan veel druk leggen op de IND, de rechterlijke macht en de Dienst Terugkeer en Vertrek, terwijl deze al overbelast zijn. Kan de minister aangeven hoeveel gevallen van gedwongen uitzetting ze jaarlijks verwacht bij wijziging van deze wet?

De groep mensen om wie het gaat bestaat uit criminele vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven vanwege een strafbaar feit. Binnen die groep zitten ook mensen met psychische problemen, waar nu geen toezicht op is. Kan de minister aangeven op welke wijze ze verwacht dat de gedwongen uitzettingen nadat veroordeelde vreemdelingen hun straf hebben uitgezeten, gaan leiden tot een veiligere samenleving?

Zij zitten eerst hun straf uit en moeten vervolgens ons land verlaten vanuit de gevangenis of vreemdelingenbewaring. Mensen die hier niet mogen blijven, komen niet meer in aanmerking voor voorzieningen en medische zorg. Ze belanden vervolgens vaak op straat. Het programma EenVandaag meldde recent dat uitzetting in veel gevallen niet lukt waardoor een groep mensen tussen wal en schip terecht komt.

In de rechtbank van Zutphen was laatst aandacht voor een asielzoeker die een in soortgelijke situatie zit. Een 42-jarige Iraniër werd in 2018 veroordeeld voor een geweldsincident en raakte zijn verblijfsstatus kwijt. De man heeft grote psychische problemen en is een gevaar voor zichzelf, maar ook voor anderen.

Omdat de man niet naar Iran uitgezet kan worden, zou hij zonder vangnet en zonder begeleiding op straat belanden. Vanwege z'n ingetrokken status heeft de man nergens recht meer op. "De rechtbank vindt dit zorgelijk vanwege het individuele belang van de man en het maatschappelijk belang bij het beveiligen van de samenleving", schreven ze in een bericht.

Sinds 2020 moesten 2.500 VRIS'ers (Vreemdelingen In De Strafrechtketen) gedwongen vertrekken, 410 deden dat zelfstandig. Uit cijfers die EenVandaag heeft opgevraagd bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) blijkt dat in die periode in totaal 810 vliegtickets voor criminele vreemdelingen werden geannuleerd en dat de uitzetting sinds 2018 zo'n 1.080 keer mislukte.

Daartussen zitten ook zo'n 25 uitgeprocedeerde ex-tbs'ers, mensen die vanwege een misdrijf van de rechter een verplichte psychische behandeling moesten ondergaan. De uitzetting van deze personen mislukt omdat iemand soms toch nog een procedure start, of omdat de persoon zelf of het land van herkomst niet meewerkt aan vertrek.

Vreemdelingen die weg moeten, kunnen zelfstandig vertrekken met hulp. Daarbij kan bijvoorbeeld het boeken van een vlucht horen.

Daarnaast is er zelfstandig vertrek zonder toezicht, ook wel 'vertrek met onbekende bestemming' genoemd. Uit het onderzoek van EenVandaag blijkt dat ongeveer 300 criminele vluchtelingen vertrekken jaarlijks vanuit een gevangenis 'met onbekende bestemming'. Het is dan onduidelijk of iemand echt weg is. Bij gedwongen vertrek wordt iemand vanuit een gevangenis of detentiecentrum naar het vliegtuig gebracht.

Het aantal mislukte uitzettingen per vliegtuig schommelt al jaren rond de 50 procent, met een piek in coronatijd. Het gaat sinds 2020 om zo'n 10.650 geannuleerde vluchten. De afgelopen kabinetten maakten vooral van het uitzetten van criminele vreemdelingen prioriteit. Toch mislukten uitzettingen zo'n 10 jaar geleden een stuk minder vaak: toen ging het nog om zo'n 30 procent van de gevallen.

Uit de cijfers blijkt dat het aantal VRIS'ers met een tbs-maatregel de laatste jaren is verdubbeld: van veertig in 2019 tot tachtig in 2023. TBS wordt opgelegd in geval van een ernstig misdrijf of een psychische stoornis en is erop gericht om de maatschappij tegen iemand te beschermen.

Graag een reactie op de ernstige problemen die met mislukte uitzetting gepaard gaan en de visie van de minister op de gevolgen daarvan voor de maatschappelijke veiligheid.

Deze wet stelt voor om de Vreemdelingenwet te wijzigen. Er zit heel veel verpakt in het woord "vreemdeling". Formeel betekent het: iemand zonder Nederlands paspoort.

Maar deze wetswijziging heeft het nou net niet over die groep. We hebben het hier over mensen die in Nederland geboren en getogen zijn, die geen vreemde zijn voor de Nederlandse samenleving maar integraal onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving, die nergens anders geworteld zijn. Ze zijn opgevoed en opgegroeid in de Nederlandse maatschappij en daarmee zijn ze ook onze verantwoordelijkheid.

Niet iedere Nederlander houdt zich aan de wet en niet iedere vreemdeling houdt zich aan de wet. Het oordeel daarover is aan de strafrechter. Als we deze wet zouden aannemen, dan wijzigen we tegelijk de regel dat je op enig moment als mens, ongeacht je afkomst, onvoorwaardelijk onderdeel bent van de Nederlandse samenleving. Er wordt wel laatdunkend gesproken over ‘gelukzoekers’ die zich meer dan anderen aan de Nederlandse gebruiken, gewoonten en wettelijke bepalingen zouden moeten houden op straffe van verbanning.

Maar voorzitter, als er een land is dat gebouwd is op het geluk van gelukzoekers, dan is het ons land wel.

Journalist Marissa Klaver schreef over de uittocht tussen 1850 en 1920 toen ruim 200.000 Nederlanders richting de Verenigde Staten trokken. Veel van hen waren boeren, onder andere uit Groningen, die de uitzichtloosheid van hun eigen platteland ontsnapten. Onder druk van honger en een verlammende sociale hiërarchie.

In Chicago woonden zoveel noorderlingen dat hun wijk de ‘Groninger Hoek’ werd genoemd. Zeker na de landbouwcrisis eind 19e eeuw was het niet ongebruikelijk dat hele dorpen elkaar hier tegen het lijf liepen.

Hun brieven naar huis werden bacon letters genoemd, omdat ze graag opschepten over ‘het vet’ van het nieuwe land. Zo schreef een Nederlandse immigrant in 1883 dat de ‘arme mencen’ in Europa niets van het geëxporteerde ‘vlees en spek’ kregen dat in treinen langs zijn huis raasde. Hoe anders was dat in Amerika. ‘Hier eet ieder zoo veel hem lust het is u al moeijlijk te zeggen wat genoten wij hier van ons leven hebben’, voegde hij er in z’n nopjes aan toe. Wie kan een man die eerder niets had ongelijk geven?

Onze voorouders zochten het geluk in Nederlands-Indië, Suriname, de Antillen, Nieuw Guinea, New York, Brazilië, Sri Lanka, Guinee en Zuid-Afrika.

Niet zelden op criminele wijze. Ook op initiatief van de toenmalige Nederlandse regering. De Nederlandse regering streefde machtsuitbreiding na en had besloten de Indonesische eilanden buiten Java, de zogenoemde Buitengewesten, in bezit te nemen. Met die opdracht nam compagniecommandant Hendrikus Colijn in 1894 deel aan de Lombokexpeditie. In zijn biografie is te lezen hoe Colijn verantwoordelijk was voor de moord op vrouwen en kinderen.

“Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen die genade vroegen, op een hoop moeten zetten en zo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar ’t kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten”, schreef Colijn aan zijn vrouw.

Dat was niet alleen met de kennis van nu een ernstige oorlogsmisdaad, maar ook met de kennis van toen.

Colijn kreeg militaire Willemsordes voor dit criminele gedrag en het belette hem niet om later directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij te worden, onderdeel van Shell en minister president in maar liefst vijf kabinetten Colijn.

De Nederlands Pakistaanse schrijfster Naema Tahir schrijft dat gelukzoekers niet zelden verdrietvinders zijn. Elk mens zoekt het geluk op zijn of haar eigen manier.

Vindt de minister dat het zoeken van geluk in andere landen voorbehouden was aan onze voorouders, maar niet toekomt aan mensen die vanuit uitzichtloze omstandigheden op zoek gaan naar een beter leven en daarbij in het Nederland van nu terecht komen? Waarom zouden we ze anders behandelen dan zoals we zelf behandeld zouden willen worden onder min of meer gelijke omstandigheden? Ik zie uit naar de beantwoording van de minister, dank u wel.

Interessant voor jou

Bijdrage Nicolaï (PvdD) over de Begrotingsstaat Buitenlandse Zaken 2024 (36.410 V)

Lees verder

Bijdrage Koffeman (PvdD) aan APB 2024

Lees verder

    Learn More Doneer