Vragen van Nicolaï (PvdD) over wijziging Wpg ("pande­miewet")


Indiendatum: 7 feb. 2023

Inbreng PvdD voor wijziging Wpg

Vraag 1

In de Wpg zijn geen voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het weerbaar maken van mensen tegen de impact van pandemische ziekten.

Deelt de minister het oordeel van de leden van de PvdD dat een gezonde levensstijl van belang is voor het voorkomen van een overbelasting van de gezondheidszorg indien grote groepen besmet raken met ziekten die kunnen leiden tot opname in ziekenhuizen?

Zo nee, waarom niet? Zo ja, vloeit dan niet uit artikel 22, eerste lid van de Grondwet en het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder c van de Wpg voort dat maatregelen die gericht zijn op preventie in de Wpg dienen te worden geregeld?

Vraag 2

In de Wpg zijn geen voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het bevorderen – door middel van voorschriften of door financiële ondersteuning van overheidswege – van aanpassingen van woningen, kantoren, schoollokalen, theater, concert- en bioscoopzalen en andere publieke ruimten teneinde de onderlinge besmetting van daarin verblijvende personen te voorkomen. Tijdens de Corona-crisis is aan de orde geweest dat bijvoorbeeld ventilatie van belang bleek te zijn met het oog op het voorkomen van besmetting.

Is de minister bereid om het opnemen van zulke voorschriften in de Wpg nader te overwegen? Zijn er onderzoeksresultaten die het belang van aanpassingen in ruimten met het oog op het voorkomen van besmetting tijdens een pandemie onderschrijven?

Vraag 3

In de Wpg zijn geen voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het weigeren van medische zorg in buitengewone omstandigheden die zich voordoen als de landelijke IC-capaciteit of opname-capaciteit in ziekenhuizen zodanig tekort schiet dat op basis van niet-medische criteria een selectie moet worden gemaakt tussen patiënten die wel of geen medische zorg op een IC of in een ziekenhuis krijgen.

Is de minister van oordeel dat artsen en anderen die bij het verlenen van medische zorg betrokken zijn, gerechtigd zijn om medische zorg te weigeren op gronden van niet-medische aard indien zij zich niet op een wettelijk voorschrift kunnen beroepen dat een grondslag voor zo’n weigering kan bieden?

Zo ja, op welke gronden komt de minister tot dat oordeel?

Zo nee, dient de Wpg dan niet in een wettelijke grondslag daarvoor te voorzien?

Vraag 4

In de Wpg zijn geen voorschriften opgenomen die aan de minister van VWS doorzettingsmacht geven indien bij het uitbreken van een zoönotische pandemie maatregelen moeten worden getroffen om het houden van dieren die als besmettingsbron kunnen fungeren, te verbieden teneinde besmetting van mensen te voorkomen.

Deelt de minister het oordeel van de leden van de PvdD dat zulke voorschriften in de Wpg dienen te worden opgenomen?

Vraag 5

In de Wpg zijn geen voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het inwinnen van deskundige adviezen voordat besloten wordt tot het aanwijzen van een infectieziekte op grond van artikel 20 of het opheffen daarvan of tot het treffen van een collectieve maatregel op grond van paragraaf 8 van Hoofdstuk V.

Acht de minister het van belang dat zulke adviezen worden ingewonnen? Zijn er adviesorganen die daarvoor in aanmerking komen? Waarom worden die organen niet in de Wpg genoemd en wordt de verplichting tot het inwinnen van advies niet geregeld? Waarom wordt – voor zover de instelling en de taak van adviesorganen nog niet wettelijk is geregeld – daarin niet voorzien in de Wpg? Kan de minister daarop reflecteren?

Vraag 6

Artikel 20 heeft betrekking op het indelen van een ‘infectieziekte’ in een bepaalde groep.

Vraag 6a

Als er verschillende varianten zijn van een infectieziekte, kunnen die varianten dan in verschillende groepen worden ingedeeld?

Vraag 6b

Zien de leden van de fractie van de PvdD het goed dat alle bevoegdheden die vervat zijn in paragraaf 8 van Hoofdstuk V kunnen worden gehanteerd zodra een infectieziekte wordt ingedeeld in groep A1?

Vraag 7

Blijkens de beantwoording bij brief van 30 januari 2023 van vragen van de leden van de PvdD deelt u de zorgen van prof. Fouchier die deze uitte in een artikel in de Volkskrant van 28 november 2022. Hij waarschuwde in dat artikel voor een nieuwe H5-vogelgriepvirus die aan de poort klopt: H5N6. “Bevestigde gevallen van overdracht van mens op mens zijn er ook voor H5N6 gelukkig nog niet. Slachtoffers wél: van de inmiddels tientallen mensen die het virus kregen, overleed ruwweg de helft, opnieuw vaak opvallend jonge mensen” aldus de Volkskrant. “ Je denkt het zit in China, het zal wel loslopen, zegt Fouchier. “maar de laatste twintig jaar zijn er al een stuk of tien genetische viruslijnen met vogels mee, vanuit China naar elders getransporteerd. Ik durf er geen gif op in te nemen, dat H5N6 niet de volgende is”.

Vraag 7a

Blijkens de door u gedeelde zorgen houdt u er – net zoals prof. Fouchier – rekening mee dat er een kans bestaat dat op enig moment het virus H5N6 overdraagbaar wordt tussen mensen. Is de overheid voldoende voorbereid op zo’n situatie?

Vraag 7b

Is het juist dat in zo’n geval het zeker zes maanden zal duren voordat een vaccin ontwikkeld zal kunnen worden dat bescherming biedt tegen besmetting met H5N6-vogelgriep?

Vraag 7c

Deelt u het oordeel van de leden van de PvdD dat het zogeheten ‘voorzorgsbeginsel’ dat in het milieurecht wordt gehanteerd, ook van toepassing is in het publieke gezondheidsrecht en bij de toepassing van de Wpg?

Vraag 7d

Kan er volgens u een moment komen dat intensieve pluimveehouderij moet worden verboden teneinde te voorkomen dat een vogelgriep-pandemie uitbreekt die kan leiden tot dodelijke besmettingen van mensen? Welke criteria hanteert voor het bepalen van dat moment?