Nadere vragen Nicolaï (PvdD) over 35 295 AV - aanpak van desinformatie
Indiendatum: 28 jan. 2025
Naar aanleiding van uw brief van 25 oktober 2024 betreffende vragen vervat in het verslag van een nader schriftelijk overleg 35 295 AV hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren nog de volgende vragen.
Verzocht wordt op alle vragen afzonderlijk te antwoorden.
Vraag 1
Op vraag 15 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde:
“In uw brief van 14 juni 2024 besteedt u aandacht aan desinformatie die door statelijke actoren wordt verspreid, waarbij u focust op buitenlandse actoren.
In hoeverre wordt door u ook rekening gehouden met het verspreiden van desinformatie door actoren van de Staat der Nederlanden? Acht u het uitgesloten dat zulke verspreiding zich zal kunnen voordoen?”
Deze vraag wordt hierbij herhaald.
Vraag 2
Op vraag 16 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde:
“Op pagina 4 gaat u in op signalen van de AIVD, de NCTV en de Nationale Politie dat er via informatie een “angstaanjagend vijandbeeld” kan worden verspreid. “De verspreiding van deze feitelijke onjuiste boodschappen tasten het vertrouwen in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, de traditionele media en de wetenschap aan”, zo betoogt u.
Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden? Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?”
Dus gevraagd wordt:
- Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden?
- Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?
Verzocht wordt de vraag a en de vraag b afzonderlijk te beantwoorden.
Vraag 3
Op vraag 17 geeft u geen antwoord. Deze vraag luidde:
“In de NRC van 5 september 2024 wordt aandacht besteed aan een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 september 2024. Op rechtspraak.nl is een persbericht van de rechtbank geplaatst, dat aldus aanvangt: “De Nederlandse Staat heeft ten onrechte het beeld gecreëerd en in stand gehouden dat op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam ruimte was voor personen met een antidemocratisch en anti-integratief gedachtegoed”.
Valt zo’n activiteit van de Staat onder het verspreiden van desinformatie?”
U merkt op dat de term ‘desinformatie’ niet in de rechterlijke uitspraak voorkomt. De vraag is of de betreffende activiteit van de Staat der Nederlanden valt onder ‘desinformatie’ zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 2022 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd. Op die vraag krijgen de leden graag een antwoord.
Vraag 4
Op vraag 18 geeft u geen antwoord. De vraag luidde:
“In het artikel in de NRC wordt vermeld dat toenmalig premier Mark Rutte (VVD) dat ‘onjuiste frame’ verspreidde door tijdens een persconferentie ouders af te raden hun kinderen op de school in te schrijven.
Is die constatering juist? Kunt u meedelen wat de minister president exact heeft aangegeven? Als de minister president beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze? Zo ja, valt het handelen van de toenmalige minister president dan niet onder ‘desinformatie’?”
Hierbij wordt nogmaals gevraagd:
- Als de minister president beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze?
- Valt het handelen van de toenmalige minister president onder ‘desinformatie’ zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 2022 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd.
Verzocht wordt de vraag a en de vraag b afzonderlijk te beantwoorden.
Vraag 5
Vraag 19 omvatte de vraag:
“Acht u het – mede in het licht van het handelen van de AIVD in het kader van de berichtgeving over het Haga Lyceum – uitgesloten dat een binnenlandse veiligheidsdienst of andere actoren van de Staat der Nederlanden ‘angstaanjagende vijandbeelden’ kunnen produceren?”
U geeft op die vraag geen antwoord.
- Verzocht wordt alsnog aan te geven of u dat uitgesloten acht, en zo ja op welke gronden.
- Zo nee, welke maatregelen worden in uw beleid opgenomen om zulke situaties te voorkomen?
Verzocht wordt de vraag a en de vraag b afzonderlijk te beantwoorden.
Wij staan voor:
Interessant voor jou

Nadere vragen Visseren-Hamakers (PvdD) over begroting LVVN 2025
Lees verderNadere vragen Nicolaï (PvdD) over Brief van de staatssecretarissen van Financiën over kader beleidsbesluiten vooruitlopend op wetgeving Belastingen, Toeslagen en Douane
Lees verder