Nadere vragen Visseren-Hamakers (PvdD) en Kluit (GL-Pvda) Aanpak dier­waardige veehou­derij en vervolgstappen amen­dement-Vestering


Indiendatum: 27 sep. 2023

De leden van de fractie van de PvdD en GL-PvdA hebben naar aanleiding van de brief van 19 juli 2023 de volgende vragen.

Zij verzoeken de (sub)vragen telkens afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 1

De leden van de fractie van de PvdD en GL-PvdA constateren dat voor sommige verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn op de korte termijn geen investeringen nodig zijn. Dus zonder investeringen in stalsystemen zouden veehouders dierenwelzijn kunnen verbeteren en stoppen met ingrepen.

Vraag 1 a

Deelt de minister dit oordeel? Zo nee, voor het vermijden van welke nu nog toegestane ingrepen die worden uitgevoerd om de in de woorden van de leden van de BBB blijkens hun vragen “efficiënte” exploitatie van de veehouderij te bevorderen terwijl het gaat om – naar de normale maatschappelijke opvattingen – verminkingen, zou deze lage ‘dichtheid’ een oplossing zijn?

  • Het door anesthesie onvruchtbaar maken van mannelijke biggetjes van maximaal 7 dagen oud;
  • Het verwijderen van van een deel van de staart bij biggen en schapen;
  • Het door vijlen verkleinen van hoektanden van biggen van maximaal 7 dagen oud;
  • Het onthoornen van runderen, geiten die worden gehouden voor melkproductie, schapen, dieren in dierentuinen en kinderboerderijen;
  • Aanbrengen van een neusring bij mannelijke runderen in de fokkerij;
  • Het verwijderen van de achterste tenen bij hanen

Vraag 1 b

En voor welke welzijns- en gezondheidsproblemen zouden simpele aanpassingen in houderij- en voedingspraktijken een oplossing zijn, bijvoorbeeld het langer bij de moeder houden van kalfjes en kalfjes meer ijzerrijk voedsel aanbieden?

Vraag 1c

Waarom is ervoor gekozen om een nieuwe term - 'dierwaardig’- te gebruiken? De termen dierenwelzijn en intrinsieke waarde bieden voldoende en heldere kaders voor de relatie tussen mens en dier. Hoe ziet u de relatie tussen de termen ‘dierwaardigheid’, dierenwelzijn en intrinsieke waarde van dieren?

Vraag 1d

Hoe kunt u het houden van dieren met het doel ze te doden ‘dierwaardig’ noemen? Vindt de Minister met de leden van de fractie van de PvdD en GL-PvdA het concept ‘dierwaardige’ veehouderij een contradictio in terminis? Zonee, waarom niet?

Vraag 1e

Diergeneeskundigen leggen tegenwoordig een zogeheten ‘veterinaire eed’ af, die aldus aanvangt:

“Ik zweer/beloof dat ik de diergeneeskunde, zo goed als ik kan, zal uitoefenen ten dienste van het dier, mijn medemens en de samenleving. Met mijn academische kennis en kunde zal ik mij inzetten voor de bevordering van de gezondheid en het welzijn van dieren, alsmede voor de bescherming van de volksgezondheid en de leefomgeving”.

Deelt u de opvatting van de leden van de fractie van de PvdD dat de hiervoor aangegeven verminkende handelingen gelet op de eed niet door een diergeneeskundige zouden mogen worden verricht omdat zij niet beogen om de gezondheid van het dier te bevorderen of de volksgezondheid en de leefomgeving te beschermen. Zo nee, op grond van welke argumenten komt u tot dat oordeel? Zo ja, hoe oordeelt u dan over de uitvoerbaarheid van de regelgeving indien wordt besloten om de invoering van het amendement-Vestering uit te stellen zodat de dierengezondheid en welzijn aantastende handelingen niet zouden worden verboden?

Vraag 1 f

Deelt de minister het oordeel van de leden dat onverdoofde lichamelijke ingrepen per definitie de intrinsieke waarde van dieren schenden, niet ‘dierwaardig’zijn en in strijd zijn met dierenwelzijn? Waarom staat de minister ingrepen onverdoofd toe, wanneer die gemakkelijk onder/met verdoving kunnen plaatsvinden?

Vraag 2

U geeft aan dat “zonder fundamentele aanpassingen van de bedrijfsvoering het stoppen met het couperen van varkensstaarten tot welkzijnsproblemen bij varkens kan leiden”. Daarbij wijst u erop dat het staartbijten zich voordoet “als varkens onvoldoende ruimte hebben en onvoldoende verrijking of exploratiemogelijkheden hebben”.

Vraag 2a

Deelt u de opvatting van de leden dat als de varkens voldoende ‘leefruimte’ en exploratiemogelijkheden hebben, dus op een meer ‘natuurlijke’ wijze kunnen leven, er geen reden meer bestaat om de staarten te couperen? Zo nee, op welke onderzoeksresultaten is uw oordeel dan gegrond? Zijn er onderzoeken waaruit blijkt dat bij natuurlijk gedrag van varkens ook – bijzondere gevallen uitgezonderd - staartbijten voorkomt?

Vraag 2b

Zo ja, hoe verdraagt zich dan het afknippen van staarten terwijl de noodzaak daartoe ontbreekt als de varkensdichtheid wordt teruggebracht, met de eis in artikel 1.3, tweede lid van de Wet dieren, inhoudende “daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd?

Vraag 2c

Wat wordt er in de lijst met toegestane ingrepen bedoeld met ‘getroffen maatregelen, waaronder het aanpassen van omgevingsfactoren of beheerssystemen, waarbij de omgeving en de varkensdichtheid in aanmerking worden genomen en die dienen ter voorkoming van staartbijten en andere gedragsstoornissen niet werkzaam zijn gebleken’? Op welke schaal worden deze maatregelen toegepast?

Vraag 3

Hoe kijkt de Minister naar de relatie tussen de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet Dieren en het amendement-Vestering en de stikstofproblematiek? En hoe ziet de Minister de relatie tussen deze wet en de Kaderrichtlijn Water en de Klimaatwet? Om al deze beleidsdoelen te bereiken, is verlaging van het aantal dieren in de veehouderij, naast maatregelen op andere beleidsterreinen, noodzakelijk. Dus hoe groot is het implementatievraagstuk van de Wet Dieren daadwerkelijk als deze beleidsterreinen integraal worden geïmplementeerd? In de brief van 18 november 2022 noemt de Minister de relaties tussen de verschillende opgaven, maar gaat niet in detail in op deze relaties. Welke plannen, stappen en planning heeft het Kabinet voor de integrale implementatie van de genoemde wet- en regelgeving?

Vraag 4a

Hoe groot is het implementatievraagstuk van de Wet Dieren en het amendement-Vestering als de Nederlandse veehouderij niet voor de export zou produceren? Hoeveel dieren zouden Nederlandse veehouders van elke diersoort dienen te houden voor de Nederlandse (binnenlandse) vraag naar vlees, vis, zuivel en eieren? Kunt u specifiek aangeven per categorie waartoe het als uitgangspunt nemen van de binnenlandse vraag zou kunnen leiden? Indien niet, bent u bereid daarnaar nader onderzoek in te stellen?

Vraag 4b

Hoe zou de minister de in vraag 3 en 4a genoemde veehouders kunnen ondersteunen bij de implementatie van de Wet Dieren op de voorgestelde datum van inwerkingtreding, namelijk 1 juli 2024?

Vraag 5

Bestrijdt u dat de Raad van State heeft opgemerkt dat het door u voorgestane overgangsstelsel een verbod van dieronvriendelijke handelingen inhoudt dat ‘minder omvattend’ is dan het verbod dat voortvloeit uit het amendement-Vestering?

Zo ja, kunt u dan de passages uit het advies aangeven waarin de Raad van State het door de leden geciteerde “minder omvattend” corrigeert?

Zo nee, hoe kunt u dan stellen dat het uitstellen van de inwerkingtreding van een door beide Kamers aangenomen amendement teneinde in de tussentijd een ‘minder omvattend’ verbod in te voeren, niet zou mogen worden aangemerkt als ‘contempt of parliament’?

Vraag 6

Hoe verhoudt de Wet Dieren zich tot dieren die worden gefokt, gehouden en gebruikt voor dierproeven?

Vraag 7

Hoe verhoudt het concept 'dierwaardigheid’ zich tot de ecologische en biologisch-dynamische landbouw?

Interessant voor jou

Vervolgvragen Nicolaï (PvdD) over hernieuwde Rijksbrede strategie voor het beschermen van het vrije en open publieke debat tegen desinformatie

Lees verder

Vragen Visseren-Hamakers (PvdD) over tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader (2021-2027)

Lees verder

    Learn More Doneer