Bijdrage Visseren-Hamakers Wet wijziging Meststoffenwet ivm maximale mestproductie
Voorzitter,
Vandaag behandelen we de ‘Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie’. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik het feit dat we wetgeving hebben op het gebied van mest nou lachwekkend of in-en-in triest moet vinden. Het is ieder geval is een teken dat er iets fundamenteel mis is met ons landbouw-, voedsel- en veehouderij systeem. Het feit dat er mestwetgeving is, is een indicator voor gebrek aan doeltreffendheid van het landbouwbeleid op het gebied van duurzaamheid en diervriendelijkheid – mestwetgeving zou overbodig moeten zijn. De Partij voor de Dieren zet zich dus in om de Meststoffenwet zo snel mogelijk overbodig te maken.
De mate waarin dit onderwerp problematisch is, is ook af te leiden van het taalgebruik dat we op het gebied van veehouderij gebruiken. Het woord veehouderij zelf is al problematisch. Dieren worden geanonimiseerd door de term ‘vee’. Je weet helemaal niet meer welke soort dier het betreft. Dieren zijn geen vee, maar de samenleving ziet ze als vee – dat is iets heel anders. Ik spreek dan ook liever van ‘dieren gehouden in de veehouderij’. Hetzelfde geldt voor de termen ‘landbouwhuisdier’ en grootvee-eenheid (GVE).
Het begrip dierrechten gaat zelfs niet over de rechten van dieren, maar over het recht om aantallen dieren te houden, alsof het niet over levende wezens gaat.
En andere problematische termen zijn:
- veeteelt – alsof we dieren kunnen ‘telen’,
- veestapel – ik ken geen dier dat lang genoeg stil blijft staan, zitten of liggen om onderdeel uit te maken van een stapel…, en
- mest – waarom heten uitwerpselen van dieren die in de veehouderij worden gehouden opeens mest?
Het wordt nog erger met de termen mestmarkt, excretiefortait, mestproductieplafond, en bruto en netto excretie.
U begrijpt mijn punt, voorzitter, we zijn volledig de weg kwijt in het landbouwbeleid. Het gaat erom dat de menselijke maat – of in dit geval de dierlijke maat – volledig is verdwenen. Welke boer – of hij of zij nou koeien, stieren, varkens, kippen, kalveren, geiten, schapen, konijnen, of eenden houdt – kent, herkent en erkent nog ieder individueel dier? Dat zijn er maar weinig. Maar dat is in essentie de vraag – ook in het mestbeleid – voorzitter. De overgrote meerderheid van Nederlanders en Europeanen, behalve een handjevol BBB politici, vindt dat dierenwelzijn in de landbouw moet worden verbeterd. En dat kan alleen met minder dieren in de veehouderij.
Voorzitter,
Uit het schriftelijk overleg en de overige stukken in het mestdossier blijkt dat de minister deze wet op een hele smalle manier benadert. De minister beoogt met deze wet te regelen dat Nederland zich aan Europese normen houdt – niet meer en niet minder. Ze wil geen enkele relatie met andere landbouwdossiers leggen. Zo worden, volgens de fractie van de Partij voor de Dieren, kansen om stappen te zetten naar een duurzame, diervriendelijke en rechtvaardige landbouw gemist.
Dit terwijl er door het mestbeleid ook andere doelen kunnen worden bereikt, zoals het stimuleren van de biologische en biologisch-dynamische landbouw en andere koplopers op het gebied van duurzame landbouw en een meer dierwaardige veehouderij. Waarom maakt de minister bij het afromen van rechten geen uitzondering voor koplopers op het gebied van een meer duurzame en diervriendelijke landbouw? En hoe gaat de minister er voor zorgen dat zij de vereiste reductiedoelen haalt – zonder de synergiën te benutten van een breder perspectief? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, de minister weigert het aantal dieren in de veehouderij substantieel te verkleinen. Dat blijkt wel uit het regeerprogramma. Onder het mom van voedselzekerheid, en hoogproductieve en efficiënte landbouw blijft het kabinet inzetten op voedsel produceren voor de wereldmarkt. Het regeerprogramma spreekt letterlijk over het belang van de ‘Nederlandse export en promotie van dierlijke producten (zoals vlees en zuivelproducten)’.
Ook pleit het kabinet in Europees verband voor minder stengere normen, men heeft minder ambitie voor klimaat, pleit voor herijking van Natura 2000 gebieden, het schrappen van ‘nationale koppen’ op Europees beleid, en het ‘in een realistisch tijdpad concrete stappen zetten’ naar een ‘nog dierwaardiger’ veehouderij.
De minister koopt met deze wet dus tijd om in de toekomst te kunnen komen met minder duurzaam en diervriendelijk beleid.
Risico is dat dieren veel meer in stallen worden gehouden om te proberen de mestproblemen met behulp van techniek op te lossen, en dat vooral wordt ingezet op mestvergisting en ander gebruik van mest, bv. via RENURE. Het kabinet lijkt koortsig op zoek naar manieren om van het ‘mestmeer’ af te komen dat momenteel – letterlijk - in poepzakken wordt opgeslagen – ja, voorzitter, ik voeg nog een paar problematische termen toe aan het landbouwdossier. Die grote hoeveelheden mest werken fraude ook in de hand. De minister weigert het onvermijdelijke besluit onder ogen te zien. Het land snakt naar een heldere visie en effectief beleid voor een duurzaam landbouw- en voedselbeleid. Ik vraag aan de minister hoe zij deze wet ziet in licht van haar visie op de landbouw.
Een duurzaam voedselsysteem kan niet als doel hebben om voor de wereldmarkt te produceren, maar produceert voor eigen gebruik in de regio. Gezond, duurzaam, diervriendelijk, meer plantaardig voedsel, waarvoor we niet meer afhankelijk zijn van de import van veevoer. Een landbouw die goed is voor dierenwelzijn, biodiversiteit, natuur, waterkwaliteit, de bodem, het klimaat, en onze gezondheid.
Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt zodat boeren de kans krijgen hun bedrijf om te vormen naar dit nieuwe voedselsysteem. Niet alles kan. Dit gaat dus verder dan het Remkes rapport ‘niet alles kan overal’.
Voorzitter,
De antwoorden in het schriftelijk overleg laten zien dat dat de sector van geïmporteerde vleeskalveren een groot deel van de fosfaat en stikstof uitscheiding voor haar rekening neemt. Is de minister bereid deze import aan banden te leggen, in lijn met 2 door de Tweede Kamer aangenomen moties?
Vooral ook omdat het kabinet zich in het regeerprogramma kritisch uitspreekt over het vervoer van dieren over lange afstanden.
De minister kan dus door het aanpakken van de import van vleeskalveren zowel iets doen aan de implementatie van de Meststoffenwet als haar ambitie om lange afstand transporten tegen te gaan. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter,
Afgelopen mei heeft deze kamer een motie van de Partij voor de Dieren en collega’s aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om binnen zes maanden met een voorstel te komen waarin de Europese richtlijn t.a.v. het verbod op het routinematige couperen van varkensstaarten zodanig geïmplementeerd zal worden dat hij handhaafbaar is. Het is nu bijna zes maanden later, dus graag een update van de minister.
Voorzitter, het mestbeleid is letterlijk en figuurlijk een afvoerputje van het landbouwbeleid. Keuzes maken is onvermijdelijk. We kijken uit naar de visie van de minister op de toekomst van de landbouw en de rol van het mestbeleid daarin.
Interessant voor jou
Bijdrage Visseren-Hamakers over wijziging begrotingsstaat Financiën en Nationale Schuld 2024 - (36.613 IX)
Lees verderBijdrage Koffeman (PvdD) over Energiewet
Lees verder