Bijdrage Visseren-Hamakers (PvdD) over Actu­a­li­sering dier­ge­zond­heids­regels, 35.746


21 mei 2024

Ik heb geen naam. Ik heb alleen een nummer.

Ik ben 6 maanden geleden geboren, samen met 10 broertjes en zusjes. Eén broertje is vroegtijdig overleden.

Mijn moeder zat tijdens de 4 weken dat we bij haar waren vast in een kraamkooi. Dat is een stalen kooi die zo klein is dat ze zich niet kan omdraaien. Ze kon zich nauwelijks bewegen en niet voor ons zorgen. Onze ontlasting bleef liggen waardoor we allemaal in onze uitwerpselen moesten liggen.

Mijn moeder heeft een groot deel van haar leven in kooien doorgebracht – zij het in een gestatie kooi tijdens de inseminatiefase – of in de kraamkooi met haar kinderen. Tussendoor mocht ze wel terug naar de groep. Ze is in drie jaar zes keer bevallen. Ze zal waarschijnlijk binnenkort worden afgevoerd naar het slachthuis.

Toen ik een paar dagen oud was, werden mijn hoektanden en die van mijn broertjes en zusjes geslepen en werden onze staarten afgebrand. Het deed zoveel pijn dat ik het uitkrijste. Mijn moeder hoorde mijn gekrijs maar kon niets doen – zij zat vast in haar kraamkooi.

Ook werd ik gecastreerd. Ik werd weliswaar verdoofd maar ik was zo bang. En ik had nog zó lang last van die ingreep.

Opeens werd ik bij mijn moeder weggehaald en bij een pleegmoeder gelegd. Mijn eigen moeder en broertjes en zusjes heb ik nooit meer gezien.

Ik breng nu mijn leven door met lotgenoten in een veel te klein, donker hok, waarin we geen plek hebben om te rusten. Ik verveel me en heb niet altijd vers drinkwater. Ik heb last van mijn longen en ontstoken ogen door de slechte luchtkwaliteit door de mestputten onder ons hok. Ons hok wordt nauwelijks schoongemaakt. Ook heb ik last van mijn maag door de slechte voeding en heb vaak honger.

Ik word vandaag samen met ruim 40.000 andere varkens geslacht. Ik zal de details van mijn transport en sterfproces niet met u delen – ze zijn te gruwelijk en pijnlijk. Er worden met grote regelmaat misstanden geconstateerd tijdens het transport en in de slachthuizen.

Mijn spierweefsel, vetweefsel, botten en bloed zullen worden verwerkt in spareribs, kotelet, ham, gelatine, drop, trein remmen, schuurpapier, sigaretfilters, zeep en verf.

Voorzitter,

Het debat vandaag over de Wet dieren gaat over het welzijn en de belangen van meer dan 500 miljoen dieren – allemaal individuen met hun eigen karakter, gevoelens, familieleden, en belangen, die in Nederland in de veehouderij worden gehouden. Ook vandaag worden weer bijna 1.5 miljoen dieren in Nederland geslacht – het overgrote deel na een dieronwaardig, pijnlijk, frustrerend, en veel te kort leven.

Voorzitter,

Het debat over de Wet dieren vandaag gaat met name over de mate waarin de wet:

  • de intrinsieke waarde van het dier erkent,
  • de gedragsbehoeften van het dier waarborgt,
  • en lichamelijke ingrepen verbiedt.

De essentie van het debat is dus in welke mate de wet de intrinsieke waarde en het welzijn van dieren borgt, al dan niet onder de noemer van een dierwaardige veehouderij. En de twee versies waar wij als Eerste Kamer tussen moeten kiezen, de al aangenomen versie met het amendement van Leonie Vestering die op 1 juli a.s. in werking treedt, en het nieuwe voorstel van de Minister (zoals geamendeerd door de Tweede Kamer), verschillen fundamenteel op deze punten. Het nieuwe voorstel van de Minister betekent een ernstige verzwakking – of eigenlijk volledige ontmanteling - van de al aangenomen wet, zoals ik straks verder zal laten zien.

Maar eerst, voorzitter, het volgende.

De Minister heeft zichzelf op dit dossier behoorlijke vrijheden gegund. Hij heeft het noodzakelijk geacht om een wet, die door zowel de Tweede als de Eerste Kamer is aangenomen, niet uit te voeren en in plaats daarvan een gewijzigd voorstel in te dienen. Dit verdient zacht uitgedrukt geen schoonheidsprijs. Dit is niet alleen het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren maar ook van de Raad van State. Graag een reactie van de Minister op de vraag van de Raad van State dat ‘in de toelichting toereikend dient te worden ingegaan op de vraag waarom er is gekozen voor een nota van wijziging en niet voor een afzonderlijk wetsvoorstel’, en op de constateringen van de Raad van State dat ‘de keuze voor een (gedeeltelijk) uitstel van inwerkingtreding meestal is gelegen in technische, niet-beleidsmatige factoren’, en dat de regering kan besluiten tot gedifferentieerde inwerkingtreding, maar dat de bevoegdheid daartoe ‘niet onbegrensd’ is.

De Minister stelt in het schriftelijk overleg dat hij de wet, zoals aangenomen, niet heeft uitgevoerd omdat deze ‘onvoldoende duidelijk’ is en de rechtszekerheid van veehouders in het geding is. Als de minister daarin gelijk zou hebben, dan had hij toch de afgelopen jaren die zekerheid kunnen bieden door:

1. De toegelaten ingrepen uit het Besluit diergeneeskundigen te halen, en

2. In het Besluit houders van dieren te bepalen dat het houders verboden is om dieren permanent de mogelijkheid te onthouden om in, de daarin nader omschreven gedragsbehoeften te voorzien.

`En als de minister ervoor zou kiezen om de eisen niet in het Besluit houders van dieren uit te werken maar in de wet te formuleren, had hij toen al meteen in de wet kunnen bepalen dat het houders verboden is om dieren permanent de mogelijkheid te onthouden om in, de daarin nader omschreven gedragsbehoeften te voorzien.

Ik vraag de minister waarom hij deze twee stappen niet gezet heeft. De rechtszekerheid die in zijn visie ontbrak, zou er dan wel zijn. En dan was recht gedaan aan het besluit van het parlement om een einde te maken aan dieronwaardig handelen.

Bovendien moet óók het voorstel van de Minister met behulp van AMvBs verder worden uitgewerkt. De Minister had dus de afgelopen kunnen gebruiken om de aangenomen wet verder te verduidelijken, maar de Minister heeft hier niet voor gekozen. Het is dus een politieke keuze geweest van dit Kabinet om de afgelopen jaren - een gedeelte van deze periode in demissionaire status – een aangenomen wet niet uit te voeren of verder uit te werken. Simpelweg omdat de consequentie van de wet – een dierwaardige veehouderij per 1 juli 2024 - de minister blijkbaar niet bevalt.

Graag een reactie van de Minister. Waarom heeft hij de aangenomen wet niet uitgevoerd of verder uitgewerkt?

Voorzitter,

De Minister neemt met zijn voorstel de tijd tot 2040 – of nog langer – om toe te werken naar een dierwaardige veehouderij. Deze lange periode is volgens de Minister nodig om boeren te tijd te geven om de regels te implementeren, de zogenaamde ‘voorzienbaarheid’ van de maatregelen, en om rekening te houden met het ‘natuurlijke afschrijvingsritme’ van investeringen van veehouders.

Het voorstel van de Minister bevat – bij kritische lezing - helemaal geen garantie voor een dierwaardige veehouderij in 2040. Met artikel 2.3.a lid 4 wordt namelijk een langere termijn mogelijk gemaakt zodat houders van dieren hun investeringen kunnen terugverdienen. De Wet dieren prioriteert dus – weer - de economische belangen van de veehouder boven de intrinsieke waarde, het natuurlijk gedrag, en de integriteit van het dier.

Als ik het voorstel goed begrijp, verwijst de uitzondering op 2040 naar zowel de regels ten aanzien van soorteigen gedrag, de intrinsieke waarde, dierwaardige veehouderij, als lichamelijke ingrepen. Kan de Minister aangeven op welke onderdelen van de wet deze uitzondering op het doel van 2040 betrekking heeft? Als het inderdaad al deze onderdelen omvat, is het voorstel van de Minister dus voor alle onderdelen op het gebied van dierenwelzijn in de veehouderij – alle nieuw voorgestelde teksten - een volstrekt lege belofte. Een ontmanteling van de wet, waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd om de bio industrie nog decennia lang voort te zetten.

Dit terwijl de Minister regelmatig heeft gezegd – ook in onze Kamer - dat hij veel waarde hecht aan dierenwelzijn en een dierwaardige veehouderij. Er is ook breed politiek draagvlak. Zo heeft de Tweede Kamer onlangs de motie de Groot aangenomen die ervoor pleit om alle ingrepen per 1 januari 2025 te verbieden. Er is ook breed draagvlak voor een dierwaardige veehouderij onder boeren die al duurzamer en diervriendelijker werken, en in de samenleving in het algemeen. Is de Minister bereid om (als zijn voorstel wordt aangenomen) met de te ontwikkelen AMvBs deze uitzonderingen op het jaartal 2040 onmogelijk te maken?

Voorzitter,

De Minister noemt in het schriftelijk overleg verschillende redenen voor de lange transitie periode tot 2040, zoals het belang van een ‘zorgvuldig traject’, dat de transitie naar een dierwaardige veehouderij ‘een majeure stap’ is, en dat eerst ‘onderzoek en pilots’ nodig zijn. Dit zouden legitieme argumenten kunnen zijn voor een nieuw beleidsterrein. Maar de discussie over dierenwelzijn in de veehouderij vindt al decennia plaats.

Zo lost de Wet dieren, zoals aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer, een meer dan 20 jaar oude kabinetsbelofte in. De belofte van het tweede paarse kabinet uit 2002, verwoord in de nota dierenwelzijn van Minister Brinkhorst, dat we binnen 10 tot 20 jaar dieren niet langer zouden aanpassen aan het systeem, maar andersom. Een belofte die in 2007 nog eens werd herhaald door kabinet Balkenende IV, in de nota dierenwelzijn van Minister Verburg.

Meer specifiek – de discussie over het couperen van staarten van biggetjes dateert uit 1991. Dat is 33 jaar geleden, voorzitter. Kan de Minister aan het varken namens wie ik aan het begin van mijn betoog sprak uitleggen hoe het kan dat ondanks 33 jaar regelgeving om routinematig couperen van biggenstaartjes te verbieden, zijn staart toch werd afgebrand, samen met die van zo’n 99% van de biggen in Nederland? Dat is toch niet te begrijpen?

De figerende Europese richtlijn om het routinematig couperen van staarten en het verkleinen van hoektanden bij biggen te verbieden is al 16 jaar oud. Volgens de minister is wat in de richtlijn werd verlangd, 1 op 1 overgenomen in het Besluit diergeneeskundigen. Maar de minister moet toegeven dat dan - al die 16 jaar - bij 99% van de biggen – dus routinematig - die verboden handelingen worden uitgevoerd.

De minister vindt ook dat uit de eisen die in de richtlijn staan, niet duidelijk is op te maken welke maatregelen de houder moet treffen om het staartbijten te verminderen. Als dat zo is, dan was het aan de Nederlandse regering, die de richtlijn moet uitwerken, om in de Wet dieren of in daarop gebaseerde regels dat nader in te vullen, en niet te volstaan met het herhalen van de eisen die in de richtlijn staan.

Voorzitter, waarom is dat niet gebeurd als de minister de normen van de richtlijn niet duidelijk genoeg vindt? Kan de minister dat uitleggen, en daarin betrekken of Nederland dan al 16 jaar lang de Richtlijn niet naar behoren heeft uitgevoerd?

De fractie van de Partij voor de Dieren vindt – in tegenstelling tot de Minister - het verbod op het niet routinematig couperen van staarten en vijlen van de hoektanden héél helder. Het mag alleen ‘wanneer bepaalde kwetsuren van spenen bij zeugen of van oren en staarten bij andere varkens zijn geconstateerd’ en alleen nadat andere ‘maatregelen zijn getroffen om staartbijten en andere gedragsstoornissen te voorkomen, de omgeving en varkensdichtheid in aanmerking genomen’. Dat betekent toch simpelweg dat de boer moet bewijzen dat hij eerst andere maatregelen heeft geprobeerd die niet hebben gewerkt? Dat is toch niet zo ingewikkeld?

Is het niet bizar dat de minister weigert om het amendement Vestering uit te voeren omdat het niet duidelijk is wat van de veehouder wordt verlangd, terwijl de minister het zelf gepast heeft gevonden om in het Besluit diergeneeskundigen formuleringen te gebruiken die naar zijn eigen zeggen zo ‘open’ zijn geformuleerd dat het niet duidelijk zou zijn wat de veehouder moet doen? Heet dat niet ‘met twee maten meten’, Voorzitter? Graag een reactie van de minister.

En waarom kan de Minister ‘niet goed inschatten welk deel van de houders die biggen couperen hebben voldaan aan de voorwaarden voor het mogen couperen’, zoals hij zegt in de schriftelijke antwoorden? Dit impliceert dat varkenshouders lichamelijke ingrepen uitvoeren die volgens de Wet dieren verboden zijn, en dus strafbaar zijn – al decennia lang. Kan de Minister uitleggen waarom dit zo lang is gedoogd?

Voorzitter, graag een reflectie van de Minister over wat er de afgelopen decennia allemaal is misgegaan zodat deze situatie zo lang heeft kunnen voortduren. Niet alleen voor het couperen van biggen staartjes maar ook andere verminkingen die nog steeds op grote schaal worden toegepast, zoals het onthoornen van koeien en geiten, en het vijlen van hoektanden en castreren van biggen.

De Minister stelt in het schriftelijk overleg dat hij zou willen dat ‘ingrepen liever eerder dan later zouden stoppen’. Dit is een vaak gehoorde uitspraak, ook gemaakt door veehouders. Als de belangrijkste betrokkenen, zoals de Minister en vertegenwoordigers van LTO, dit wensen, hoe kan het dan zo zijn dat deze verminkingen al decennia worden uitgevoerd en gedoogd?

En is de Minister bereid om, als zijn voorstel wordt aangenomen, in de te ontwikkelen AMvBs heldere tussendoelen te formuleren voor 2030 om zodoende het tempo in de transitie te houden en ervoor te zorgen dat de veehouderij zo snel mogelijk dierwaardig is?

Voorzitter,

Het hele verhaal om te ontkomen aan het amendement-Vestering is zo lek als een mandje.

In artikel 2.1 van de Wet dieren is het mishandelen van dieren strafbaar gesteld. Als de Minister of ik staarten van biggen zouden afbranden, zou ons dierenmishandeling worden verweten. Dat veehouders staarten mogen afbranden, tanden mogen afvijlen, of hoorns mogen afbranden, komt alleen maar doordat voor zulke ingrepen een aparte bepaling in de wet Dieren is opgenomen die het mogelijk maakt om zulke verminkingen in de bio industrie toe te staan. De minister stelt in het schriftelijk overleg dat artikel 2.1 van de Wet dieren niet geldt voor de veehouders. Voor veehouders geldt artikel 2.8 van die wet en de in het Besluit diergeneeskundigen toegestane ingrepen.

Het amendement Vestering regelde iets in artikel 2.1 van de Wet dieren. En nu zegt de minister dat de verminkingen die hij nog jaren wil toelaten, niet bestreken worden door artikel 2.1 van de Wet dieren.

Voorzitter, wat is het nou?

  • Of artikel 2.1 Wet dieren, dat dierenmishandeling strafbaar stelt, geldt ook voor veehouders en dan klopt ons verwijt dat de minister strafbare dierenmishandeling door veehouders blijft toelaten
  • Of artikel 2.1 Wet dieren bestrijkt niet de verminkende handelingen in de bio-industrie, maar dan kon de minister zich niet beroepen op onuitvoerbaarheid van het amendement-Vestering dat betrekking had op dat artikel.

Voorzitter, Ik vraag de minister nogmaals of hij werkelijk van mening is dat het strafbare feit van dierenmishandeling niet geldt voor veehouders als zij ingrepen verrichten zoals afbranden van staarten en al die andere verminkende ingrepen.

Voorzitter, ook met bestaande wet- en regelgeving gaat er nog een hoop mis in de veehouderij. Vaak constateert de NVWA bij inspecties overtredingen. Zoals vorig jaar in de varkenshouderij, waarbij afleidingsmateriaal ongeschikt was, er onvoldoende daglicht was en geen vers drinkwater. Ook werden varkens tijdens transport meerdere malen mishandeld met tasers. En vervoer naar slachthuizen vindt plaats bij te hoge temperaturen. Stalbranden vinden nog steeds te vaak plaats en dieren worden door CO2 vergassing in slachthuizen gedood, terwijl dit een enorm pijnlijke dood betekent.

Wat doet de Minister om met bestaande wet- en regelgeving het welzijn van dieren in de veehouderij te verbeteren? Kan de Minister een overzicht maken van geconstateerde overtredingen in de afgelopen 5 jaar, en wat de Minister heeft ondernomen om deze praktijken aan te pakken? En welke hiaten in de wet- en regelgeving heeft de Minister de afgelopen jaren geconstateerd, met andere woorden, waar schiet de wet tekort om problemen aan te pakken? En heeft de Minister voldoende capaciteit om overtredingen aan te pakken?

Graag een reflectie van de minister.

Voorzitter, ik rond af.

Wij hebben als Eerste Kamer vandaag – en tijdens de stemming over de wet volgende week – een kans om te kiezen voor dierenwelzijn. Vandaag kunnen we beginnen om onze relatie met dieren op een andere, meer liefdevolle manier vorm te geven. Om de intrinsieke waarde van het dier niet ondergeschikt te maken aan economische winst. Dat is de essentie van het debat vandaag – hoe willen we als Nederlandse samenleving onze relatie met dieren vormgeven. Als we instemmen met het voorstel van de Minister, zoals geamendeerd door de Tweede Kamer, kiezen we voor de status quo – beloftes zoals ze al decennialang worden gemaakt zonder wettelijke garanties. Een vrijbrief voor de bio industrie. Als we kiezen voor de wet zoals hij is aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer, met het amendement van Leonie Vestering, dan maken we een enorme sprong vooruit: ‘een kleine stap voor de mens – een gigantische sprong vooruit voor dieren in de veehouderij’. Het is tijd voor deze sprong – de samenleving vraagt er om – de dieren schreeuwen er – letterlijk – al decennia om. Laten we kiezen voor wettelijke verankering van dierenwelzijn. Omdat het kan. Omdat het vanuit ethisch perspectief moet.

Als de Eerste Kamer deze keuze durft te maken, vinden boeren de Partij voor de Dieren aan hun kant om hun rol in de transitie naar een meer plantaardige, duurzame, rechtvaardige en dierwaardige landbouw mogelijk te maken en te ondersteunen. Wij kunnen het gekrijs van kleine biggetjes – en van de andere honderden miljoenen dieren in de bio industrie stoppen. Het is aan ons.

En – u raadt het al - voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio industrie.

Interessant voor jou

Bijdrage Koffeman (PvdD) aan het debat over de Begrotingsstaat Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (36.410 K) en de Begrotingsstaten Defensie 2024 (36.410 X)

Lees verder

Bijdrage Nicolaï (PvdD) aan het debat Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden 35.447

Lees verder

    Learn More Doneer