Bijdrage Prast (PvdD) over Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (Vaandeldrager/Rembrandt)
Eerste termijn
De Partij voor de Dieren vindt het van groot belang dat er meer overheidsgeld gaat naar kunst en cultuur. Kunst stimuleert mensen buiten gebaande paden te denken en is de aanzet tot transformatie, verandering en innovatie. Mijn fractie juicht een extra bedrag van meer dan 150 miljoen euro voor kunst en cultuur alleen maar toe, maar de vraag is of dat geld moet worden besteed aan de aankoop van De Vaandeldrager en of wij wel voldoende zijn geïnformeerd om daarover vandaag een besluit te nemen. Er zouden kapers op de kust zijn, "het bedrag is redelijk", "er is haast bij". Is dat wel zo? De directeur van het Rijksmuseum zei in een interview met Het Parool dat de Franse regering heeft laten weten een exportvergunning af te willen geven — ik citeer de heer Dibbits — "op voorwaarde dat het werk in het publieke domein terechtkomt". Daarmee wordt het toch heel onaannemelijk dat de taxatieprijs uit 2018 — of zelfs een hogere prijs — klopt, dat er kapers op de kust zijn die de prijs opdrijven en dat er haast is. De staatssecretaris schrijft dat het haar niet direct bekend is of er andere geïnteresseerden zijn en, zo ja, hoeveel, maar dat de directeur van het Rijksmuseum verwacht dat minstens tien anderen het werk graag zouden willen kopen.
Voorzitter. Iets graag wíllen kopen is één ding, iets kúnnen kopen is een ander ding. Privéverzamelaars hebben ruimschoots de middelen, maar zijn uitgesloten vanwege de voorwaarde die de Franse regering stelt. Zijn er dan minstens tien andere musea bereid om een zo hoge prijs te betalen en, zo ja, zijn die al in staat om eind januari te acteren? Dat is toch ondenkbaar? Dat het de staatssecretaris niet direct bekend is of er andere geïnteresseerden zijn en, zo ja, hoeveel, kan natuurlijk niet. Dat hoort uitgezocht te zijn, zeker nu het onaannemelijk is, gezien de voorwaarden voor de exportvergunning.
In antwoord op de vragen van de commissie OCW schrijft de staatssecretaris dat topwerken uit het oeuvre van de belangrijkste kunstenaars gezocht zijn door verzamelaars over de hele wereld. Ze noemt De kaartspelers van Cézanne en Salvator Mundi van Da Vinci, maar die zijn gekocht door privéverzamelaars. Die dingen nu niet mee. De Salvator Mundi is trouwens waarschijnlijk niet van Da Vinci, maar dat terzijde.
Als er geen particuliere kapers op de kust zijn, vanwaar dan de vliegende haast? Als er geen kopers staan te dringen, dan is dat toch van invloed op de prijs, of dat hoort daar toch van invloed op te zijn? Waarom is het taxatierapport niet bij de stukken gevoegd? Is bij de taxatie in 2018 rekening gehouden met de voorwaarde dat het schilderij in het publieke domein moet komen? Die voorwaarde rechtvaardigt toch een nieuwe taxatie omdat de markt er heel anders uitziet?
De overheid schrijft over de beoogde aankoop: "De Vaandeldrager is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van Nederland. Vaandeldragers liepen voor de troepen uit in de Tachtigjarige Oorlog, die leidde tot de geboorte van Nederland."
Voorzitter. De Vaandeldrager draagt prominent een Javaanse kris. Waarom wordt die niet genoemd? Indonesië is immers toch ook onlosmakelijk verbonden met onze geschiedenis? Er is de afgelopen jaren veel maatschappelijke en culturele onrust ontstaan in de kunstwereld. Een andere Javaanse kris kwam kortgeleden in de publiciteit, omdat de minister van OCW die in het kader van restitutie van roofkunst twee jaar geleden overdroeg aan Indonesië vanuit de rijkscollectie. De Vaandeldrager is natuurlijk geen roofkunst. Maar is er in het kader van de beoogde aankoop überhaupt gesproken over de afbeelding van de kris en over de mogelijk negatieve invloed daarvan, ook op de interesse van andere musea en dus op de marktwaarde? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst en waarom is die niet met ons gedeeld?
Voorzitter. Er ontbreekt veel essentiële informatie. Dat alleen al staat op dit moment "ja" zeggen in de weg. Zonder kapers op de kust is er geen haast. Trouwens, hoe noodzakelijk is aankoop eigenlijk? De minister schreef in haar voorstel aan de Tweede Kamer dat ze hoopt dat dankzij de aankoop zo veel mogelijk mensen van het schilderij zullen kunnen genieten. Ik zag De Vaandeldrager in het Rijksmuseum toen die in 2019 en 2020 als bruikleen deel uitmaakte van de tentoonstelling Rembrandt-Velázquez. In 1991 hing het schilderij daar ook, op de tentoonstelling "Rembrandt, de meester en zijn werkplaats". Is aankoop nodig? Bruikleen kan toch ook, of een gezamenlijke aankoop, zoals bij Marten en Oopjen? Onlangs schafte het Stedelijk Museum Amsterdam samen met Kunstmuseum Bern een prachtig werk van El Anatsui aan. Is onderzocht of gezamenlijke aankoop mogelijk was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst en waarom is de Kamer hierover niet geïnformeerd?
Voorzitter. In onze optiek is de Kamer op dit moment onvoldoende geïnformeerd om weloverwogen "ja" te kunnen zeggen tegen de voorgestelde aankoop. De haast is gemotiveerd met het risico van kapers op de kust, maar of die er zijn en zo ja, hoeveel, weet de staatssecretaris zelf niet. De hoogte van de prijs is gebaseerd op een markt met private verzamelaars, terwijl die niet kunnen meedingen. We hebben niet van gedachten kunnen wisselen over mogelijke andere, minder dure manieren om het schilderij in Nederland tentoon te stellen, en dat terwijl er grote behoefte is aan meer geld voor vernieuwende kunst en cultuur, aan musea die verwaarloosde aspecten van de geschiedenis zichtbaar maken, aan kunst die meer dan alleen de oudere elite aanspreekt en aan een betere positie voor zzp'ers in de cultuursector. Het zou mooi zijn als de verhoging van de begroting minstens deels daarvoor gebruikt kan worden en De Vaandeldrager eventueel op een andere, minder kostbare manier naar Nederland gehaald kan worden, door periodieke bruikleen of gezamenlijk met een ander museum. Onze fractie stelt dan ook voor om vandaag niet te stemmen, want voorstemmen op grond van onvolledige informatie verdraagt zich slecht met de verantwoordelijkheid van de Kamer.
Voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
Tweede termijn
Voorzitter, dank. Dank aan de staatssecretaris voor haar antwoorden.
Ik ga ervan uit dat wat het Rijksmuseum zegt over de kris, of over de niet-kris, klopt. Ik had deze informatie natuurlijk niet zelf bedacht; ik had die uit twee onafhankelijke bronnen. De ene was een artikel in het blad Asian Art, gebaseerd op de tentoonstelling In de ban van de kris. De andere was ook een wetenschappelijk artikel, namelijk over het werk van de oude meesters, onder andere Rembrandt, en de symbolen daarin. Ik heb het dus niet verzonnen en ik ga ervan uit dat wat het Rijksmuseum zegt, klopt. Laten we daarvan uitgaan.
Volgens de directeur van het Rijksmuseum hebben de Fransen als eis voor de exportvergunning gesteld dat De Vaandeldrager in het publieke domein komt. Dat heeft hij gezegd in meerdere interviews en de staatssecretaris heeft aangegeven dat zij niet over informatie beschikt dat dit niet klopt. Ook hier gaan wij er dan van uit dat wat de Rijksmuseumdirecteur zegt, klopt. Dat betekent dat er voor de aankoop van De Vaandeldrager geen concurrentie is van privéverzamelaars. Dat is voor ons heel belangrijk, omdat het in onze ogen betekent dat de taxatieprijs uit 2018 geen betrouwbaar uitgangspunt is voor een redelijke prijs, en omdat het zou betekenen dat er niet veel kapers op de kust zijn en er dus geen haast is met deze beslissing.
We kunnen dus best nog eventjes nadenken en informatie krijgen voordat we ja zeggen op het wetsvoorstel. Wij voelen ons eerlijk gezegd klemgezet om nu te beslissen, terwijl wij daar de noodzaak niet van zien, en dan bedoel ik de noodzaak van de haast. De Kamer moet een besluit nemen dat gebaseerd is op voldoende informatie. Wij vinden dat er onvoldoende informatie gegeven is. We gaan ervan uit dat die voorwaarde geldt. Dat betekent dat de taxatiewaarde niet kan kloppen. Dan zouden we graag een nieuwe taxatie zien. We weten dat er geen haast is, gezien de informatie van de museumdirecteur. Een Eerste Kamer die z'n werk goed doet kan in onze ogen op dit moment geen ja zeggen. Het is niet omdat wij niet voor een eventuele aankoop zouden zijn, maar omdat wij daar een heel zorgvuldig besluit over willen nemen. Ik wil daarom de volgende motie indienen.
De voorzitter
Door het lid Prast wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Kamer onvoldoende informatie heeft over de redelijkheid van de vraagprijs voor De Vaandeldrager;
overwegende dat onvoldoende is onderzocht of het tentoonstellen van De Vaandeldrager in Nederland kan worden gerealiseerd op een wijze die minder kosten meebrengt (zoals gezamenlijke aankoop met een ander museum, periodieke bruikleen of andere regelingen);
verzoekt de regering om zich in te spannen om te bereiken dat de koopprijs substantieel wordt verlaagd dan wel initiatieven worden ontplooid om tot een gezamenlijke aankoop of een overeenkomst tot periodieke bruikleen te komen, teneinde de kosten substantieel te verlagen;
verzoekt de staatssecretaris om het met de suppletiewet voorziene extra budget, na aftrek van de kosten voor De Vaandeldrager, ter beschikking te laten van de begroting voor Cultuur teneinde dat in het bijzonder aan te wenden voor voorzieningen die te lijden hebben gehad van de covidpandemie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De motie krijgt letter F, nummer 35984.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdrage Koffeman (PvdD) aan begrotingsdebat Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022
Lees verderBijdrage Koffeman (PvdD) over de regeringsverklaring 2022
Lees verder