Bijdrage Nicolaï (PvdD) over verbod nieuwe psychoactieve stoffen (designerdrugs)
"Wet zorgt onbedoeld voor verbod op alledaagse producten en criminaliseert gebruikers ten onrechte"
Voorzitter,
We gaan het vandaag hebben over verslaving. Op de agenda staat een wet die iets met drugs van doen heeft. Druggebruikers associëren we met verslaving. En dan schieten we door in angst, beschermingsreflexen, vooral als ouders van kinderen. En als parlementsleden die wetten kunnen maken, schieten we door in een overheids-verslaving: de gedachte dat als je iets wil voorkomen, je het moet verbieden.
De wet die we vandaag behandelen, gaat niet over drugs die allemaal tot lichamelijke verslaving leiden.
Het wetsvoorstel is wel een illustratie van die andere verslaving: verbiedt gedrag en als overheid heb je dan het probleem opgelost.
Voorzitter,
Nee dus, zo zal blijken.
We besteden onze wetgevende energie aan een non-probleem, en als de meerderheid van deze Kamer straks het groene licht geeft voor deze wet, is dat gegrond op angst die nu eenmaal de kop opsteekt als het gaat om drugsgebruik en onze voorstelling van de daarmee verbonden gevaren.
We laten ons dan ook nog eens op sleeptouw nemen met verhalen over de nodige strijd tegen het criminele drugscircuit terwijl de drugs waarover de wet gaat op dit moment juist niet van dat circuit deel uitmaken.
Sterker nog, door ze te verbieden schept de overheid een extra verdienmodel voor de onderwereld en criminaliseert zij festivalgangers en andere twintigers die experimenteren met party-drugs.
Gebruikers worden ineens criminelen, terwijl die zich vér houden van de criminele handel in verslavende drugs die je – dat is bekend - via apps kan bestellen en binnen een half uurtje krijgt bezorgd door koeriertjes die deel uitmaken van de door het criminele kapitaal beheerste drugshandel.
Voorzitter,
We moeten onze kinderen en kleinkinderen beschermen. Dat doen we niet met dit wetje dat de aandacht afleidt van de noodzaak om een enorme verslavingsgolf af te wenden die we over onze jeugd laten spoelen.
Artsen, verslavingsinstellingen, journalisten, alles trekken aan de bel, maar straks merken wij, parlementariërs die beter zouden moeten weten, dat we alweer te laat zijn en dat we de tabaksindustrie de ruimte hebben gegeven om hun – in de visie van onze fractie – criminele verdienmodel op te tuigen.
Voorzitter,
Ik heb het over het vapen met e-sigaretten die nicotine bevatten.
“Nicotine is één van de meest verslavende stoffen die er bestaan. Iemand kan al na een paar dagen verslaafd zijn aan nicotine”, aldus het Trimbos-instituut.
(https://www.rokeninfo.nl/roken/roken-verslaving/werking-van-nicotine-op-je-hersenen)
In de Volkskrant van 20 juli 2024 kwam de epidemioloog Esther Croes aan het woord over nicotine. Ik citeer:
“Via één vape krijg je soms meer daarvan binnen dan via een heel pakje sigaretten.”
“Tot overmaat van ramp maakt nicotine kinderen supersnel verslaafd, omdat hun brein nog niet is uitgerijpt. Dat kan binnen dagen tot weken gebeuren, volgens wetenschappelijke studies”, zo waarschuwt de journalist die erop wijst dat de speciale zoutvorm waarin nicotine vaak in wegwerpvapes zit, daaraan bijdraagt.
Hij tekent op uit de mond van Esther Croes van het Trimbos-instituut:
“Die is een stuk milder voor je keel en geeft geen hoestreflex, je merkt bijna niet eens dat je het binnenkrijgt. Die vorm is echt bedoeld om jongeren aan de nicotine te krijgen”.
Voorzitter,
We stevenen hier af op een gezondheidsramp. Volgens de gezondheidsmonitor jeugd van het RIVM en de GGD’s vapet ruim 9% van de 12- tot 16-jarigens wekelijks – meisjes vaker dan jongens.
Het leger verslaafden wordt enorm.
En dan hebben we het nog niet eens over de schadelijke effecten voor hersenen van jongeren en kinderen.
Ik citeer de informatie van het Trimbos-instituut:
“Tussen de 1 en 25 jaar zijn de hersenen van kinderen volop in ontwikkeling. Vooral de delen van de hersenen die iemand nodig heeft om goed te kunnen plannen, organiseren en de gevolgen op lange termijn te kunnen inschatten. Nicotine houdt deze ontwikkeling tegen. Die ontwikkeling is na iemands 25e levensjaar niet meer in te halen.”
Voorzitter,
“niet meer in te halen” … en 1 op de 10 jongeren gaat dit meemaken.
Dat voltrekt zich onder onze ogen terwijl wij vandaag de indruk krijgen met dit wetje bij te dragen aan de strijd tegen drugsgebruik.
Een strijd die wordt opgetuigd met een verhaal over het criminele circuit waar we de strijd mee moeten aanbinden, terwijl voor vrijwel de gehele productie en verkoop van de zogeheten designerdrugs geldt dat deze juist niet – dus NOG niet – in handen is van de onderwereld.
Voorzitter,
De staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport neemt deel aan dit debat. Als we kijken naar de nicotineverslaving en het feit dan 1 op de 10 van de jongeren hiermee bedreigd wordt, dan ontkom ik er niet aan om hem – ook al gaat het debat niet over vapen – te vragen of hij mijn zorgen en die – naar ik aanneem – ook van mijn collega’s deelt. Graag zijn reactie.
En ook verneem ik graag of hij het met mij eens is dat de omvang van de groep vapende jongeren niet in verhouding staat tot de relatief kleinere groep gebruikers van de zogeheten designer-drugs – een ‘niche’ zoals één van de door onze Kamer geraadpleegde deskundigen het noemt.
Voorzitter
Onze Kamer noemt zich soms trots de ‘Chambre de réflexion’: hier regeert niet de angst of emotie, maar het verstand.
Laten we dat nu eens op deze wet toepassen. Een juridische analyse in het licht van strafrechtelijke beginselen leidt tot het oordeel dat er van alles mis is. Ik kom daar straks op. Daar komt geen angst of emotie aan te pas.
Een analyse in het kader van doelmatigheidsvragen vergt ook nuchterheid; en bereidheid om even afstand te nemen van het appél om mee te werken aan de strijd tegen de criminele onderwereld en de witwas-praktijken die met de criminele geldstromen zijn verbonden. Alsof dat aan de orde is!
Integendeel.
Wie nuchter kijkt naar de productie en verkoop van de zogeheten ‘designerdrugs’ in Nederland, komt op keurige websites terecht.
De producenten en leveranciers hanteren gedeponeerde algemene voorwaarden, hebben een klachtenlijn en een retourbeleid en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Alles transparant en keurig. Niets heeft het van doen met de criminele onderwereld.
Hoewel daarnaar gevraagd, heeft de voorgaande minister geen onderbouwing kunnen geven van de suggestie dat de producenten en leveranciers van de designerdrugs deel uitmaken van criminele netwerken.
De suggestie dat als de designerdrugs niet verboden zouden worden, dat dan de georganiseerde criminaliteit de productie en handel zal gaan overnemen, is evenmin met enig bewijs hard gemaakt.
Voorzitter,
Iedereen zal met zijn gezonde verstand kunnen bedenken dat als de productie en handel strafbaar wordt gemaakt, terwijl de vraag naar partydrugs volgens de deskundigen zal blijven bestaan, dat voor de georganiseerde criminaliteit juist aanleiding zal zijn om die productie en handel over te nemen. Dat de illegale drugsindustrie zich dan op deze drugs zal gaan richten, wordt juist in het leven geroepen door deze wet en door de criminalisering van productie, handel en gebruik.
Dus over angst gesproken: wie bang is dat de criminele onderwereld zich gaat richten op partydrugs, moet juist niet deze wet aannemen.
En wie bang is voor eventuele schadelijke gevolgen van het gebruik van de designerdrugs, voorkomt die niet door het gebruik te criminaliseren.
Nee, dat voorkom je door goede voorlichting, door testfaciliteiten te ondersteunen en door een toegankelijk waarschuwingssysteem dat door instellingen als de Jellinek kan worden gerund.
Voorzitter,
Onze fractie is benieuwd of de bewindslieden daar ook zo tegenaan kijken. Graag krijgen wij een reactie op de volgende vragen:
- Zijn de bewindslieden bereid om de Jellinek of vergelijkbare instellingen extra te ondersteunen zodat telkens snel en adequaat voorlichting kan worden gegeven over NPS-en die nieuw op de markt worden gebracht?
- Zijn de bewindslieden bereid om te bevorderen dat door de Jellinek of vergelijkbare instellingen testmogelijkheden worden aangeboden, waar gebruikers drugs kunnen laten testen, en dat die mogelijkheden ook bij festivals op locatie worden aangeboden?
- Hebben de bewindslieden wetenschappelijk onderbouwde aanwijzingen dat het gebruik van de drugs waarop het ontwerp betrekking heeft, betekenisvol zal afnemen als de productie en het gebruik verboden worden?
- Bij ecstasy is dat niet het geval geweest. Beschikken de bewindslieden over wetenschappelijk onderbouwde gegevens waaruit blijkt dat het gebruik van de NPS-en waarop deze wet betrekking heeft, anders dan het gebruik van ecstasy wél zal afnemen als gevolg van een wettelijk verbod?
Voorzitter,
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen heeft de minister moeten toegeven dat voor vrijwel alle NPS-en geldt dat niet is vastgesteld dat zij bij een juist gebruik schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Ik heb de vraag gesteld of middelen die gewoon bij de drogist verkrijgbaar zijn, bij een onjuist gebruik schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Ik gaf als voorbeeld dat iemand die in afwijking van wat in de bijsluiter wordt aangegeven, bij zwangerschap of bij erge rugpijn 12 tabletten Ibuprofen van 400 mg slikt, ernstige gezondheidsschade kan oplopen.
Die schade is vergelijkbaar met de schade die bij een onjuist gebruik van NPS-en door de regering als grond wordt gehanteerd om met toepassing van het ‘voorzorgsbeginsel’ die NPS-en te verbieden.
In de beantwoording van de schriftelijke vragen, is de minister een antwoord op die vraag uit de weg gegaan.
Daarom stel ik hem alsnog die vraag.
- Waarom is er vanuit het belang van de volksgezondheid wel een overwegend belang om een NPS te verbieden in plaats van informatie aan de gebruiker te verschaffen over de wijze van gebruik die gezondheidsschade voorkomt, terwijl middelen als Ibuprofen van 400 mg verkrijgbaar zijn, waarvan een onjuist gebruik tot gezondheidschade kan leiden?
Voorzitter,
Als niet aantoonbaar is dat de volksgezondheid in betekende mate wordt geschaad bij een juist gebruik van NPS-en en er geen onderbouwde aanwijzingen zijn dat het verbod van NPS-en tot gevolg zal hebben dat aan de illegale criminele drugsindustrie een noodzakelijke klap wordt toegebracht, komt de vraag op wat dan toch het achterliggende doel is van deze wet.
In de schriftelijke vragen is onze fractie ingegaan op het vermoeden dat doel van het verbod is om landen buiten Nederland tegemoet te komen, die zich storen aan de vrije verkrijgbaarheid in Nederland. Een aantal passages in de memorie van toelichting gaf daartoe aanleiding.
De minister lijkt te erkennen dat de Nederlandse wetgever niet het belang van andere landen als grondslag mag hanteren voor een beperking van vrijheden van degenen die in Nederland gevestigd zijn, als daartoe geen Europeesrechtelijke of verdragsrechtelijke verplichting bestaat.
Maar hij heeft in de antwoorden steeds ontkend dat buitenlandse druk de regering ertoe gebracht heeft om NPS-en in Nederland te verbieden.
Na een WOO-verzoek is inmiddels gebleken dat in de periode van voorbereiding van de onderhavige wet het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek heeft gedaan en een presentatie heeft gegeven.
In die presentatie wordt ingegaan op het onderwerp “volksgezondheid”.
Interessant is dat het NFI daarin naar voren brengt dat er – ik citeer - “nauwelijks gegevens toxiciteit” bekend zijn, en evenmin van de “lange termijn effecten./risico’s” en dat “gebruik in Nederland beperkt” is.
Dat roept natuurlijk de vraag op, waarom Nederland dan toch tot het verbieden van de productie, handel en gebruik van NPS-en zou moeten overgaan.
Voorzitter,
Op de betreffende pagina van de NFI-presentatie is dan te lezen:
“Waarom behoefte aan NPS-wetgeving?
Handel vanuit Nederland; gebruik in buitenland! rechtshulpverzoeken”
Dat waren exact de gronden, waarover ik schriftelijk vragen stelde en waarop de minister antwoordde dat die gronden niet gespeeld hadden.
Voorzitter,
Uit het document dat via de WOO-procedure boven water is gekomen, blijkt een geheel andere gang van zaken.
Mijn vraag aan de bewindslieden:
- Kunnen zij bevestigen dat aanleiding voor het in gang zetten van de wetgeving over NPS-en wel degelijk is geweest dat Nederland tegemoet wilde komen aan het belang van andere landen om te voorkomen dat hun onderdanen de beschikking konden krijgen over NPS-en die in Nederland geproduceerd worden en om de afhandeling van rechtshulpverzoeken te kunnen faciliteren?
- Kunnen de bewindslieden bevestigen dat die belangen naar constitutioneel recht op zich geen grond mogen vormen voor een strafbaarstelling van in Nederland verrichte handelingen die betrekking hebben op het produceren, verhandelen en gebruiken van NPS-en?
Voorzitter,
Met die vraag komen we op het terrein van de juridische analyse van het ontwerp.
Juridisch deugt de wet niet om twee redenen.
Door de wijze waarop de strafbaarstelling is geformuleerd, is het produceren en verhandelen van allerlei producten die niets met drugs te maken hebben, ineens verboden.
De senatoren hebben allerlei mailtjes gekregen van burgers die zich daar zorgen over maken.
We kregen zelfs dozen met producten die op grond van de wet, als deze zonder wijziging in werking treedt, verboden zijn.
Hoe het komt dat die gevolgen niet voorzien zijn, is onze fractie een raadsel. Strafrechtelijk doet zich wel een probleem voor omdat burgers nu de kans lopen strafbare feiten te begaan terwijl dat niet met deze wet beoogd is.
De juiste weg is natuurlijk dat eerst nog eens goed in kaart wordt gebracht welke producten onbedoeld nu onder het wettelijk verbod vallen en deze alsnog van het verbod uit te zonderen.
Mijn vragen aan de bewindslieden luiden:
- Erkennen zij dat allerlei producten nu verboden worden terwijl dat niet beoogd is?
- Erkennen zij dat deugdelijke wetgeving vereist dat producten waarvoor het verbod niet dient te gelden, door middel van een wettelijke voorziening dienen te worden uitgezonderd?
Een tweede, veel fundamenteler probleem is dat burgers die een pilletje kopen dat niet op een lijst van verboden middelen voorkomt, niet kunnen weten of dat in strijd is met het wettelijke verbod dat met deze wet in het leven wordt geroepen.
De rechtsbeginselen die het strafrecht beheersen en ook de verdragsbepalingen die zien op de grenzen die de wetgever in acht moet nemen als hij handelingen strafbaar stelt, vereisen dat voor een burger op grond van de wettelijke bepaling kenbaar is welke handelingen toelaatbaar zijn en welke verboden en strafbaar.
Aan die eis voldoet het ontwerp niet. Sterker nog, zelfs de opsporingsdiensten en ambtenaren van de politie en de douane weten niet wat de verboden middelen zijn en zijn afhankelijk van apparatuur die nodig is om te kunnen bepalen of een middel valt onder de verbodsbepaling.
De minister heeft erkend dat niet alle diensten over zulke apparatuur beschikken. Dat roept de vraag op of bij aanhouding of onderzoek wel een situatie van strafrechtelijke verdenking zich zal kunnen voordoen, als werkelijk op voorhand geen uitspraken mogelijk zijn over de vraag of het bezit van het middel dat wordt aangetroffen, strafbaar is.
Voor de burger die een pilletje kocht, is het nog meer ongewis, want die heeft geen toegang tot apparatuur waarmee kan worden vastgesteld of het een middel uit een verboden stofgroep bevat.
In de handhaving lopen we dus op tegen grote problemen.
De strafrechtelijk deskundige aan wie de Kamer advies heeft gevraagd, erkent dat er geen rechtspraak is waaruit volgt dat van een burger die een pilletje koopt en die niet als marktpartij bij handel is betrokken, verlangd kan worden dat hij stappen onderneemt om vast te stellen of het om een verboden pil gaat.
De deskundige wijst erop dat het anders zou kunnen zijn, als de burger toegang heeft tot een testfaciliteit bij een instelling of bij een festival.
In het licht hiervan leg ik de bewindslieden de volgende vragen voor:
- Hebben zij met het OM overlegd over het feit dat het bezit van sommige producten onbedoeld strafbaar is, en dat burgers die in bezit zijn van wel bedoeld verboden middelen niet kunnen weten dat het middel valt onder de verboden middelen als die middelen niet op een lijst zijn aangewezen?
- Zou het van overheidswege faciliteren van testmogelijkheden een oplossing kunnen bieden? En zijn de bewindslieden bereid dat te bevorderen?
- Zijn de bewindslieden bereid om toe te zeggen de inwerkingtreding van het ontwerp uit te stellen totdat duidelijkheid is verkregen over de vraag of de strafbaarstelling voldoet aan het lex certa-beginsel en over de vraag hoe kan worden opgelost dat onbedoeld allerlei producten onder het verbod vallen?
Voorzitter,
De deskundigen op het gebied van de verslavingszorg die de Kamer hebben geïnformeerd, zijn allemaal kritisch over het ontwerp.
Als zij gelijk hebben, dan gaat het om een verbod dat niet de belangen van de volksgezondheid dient, op geen enkele wijze zal leiden tot het terugdringen van het gebruik, en leidt tot een criminalisering van de gebruiker die – uitgaande van het gegeven dat het gebruik wordt voortgezet – in aanraking gaat komen met het criminele circuit; en om een verbod dat een verdienmodel voor de drugsonderwereld gaat creëren.
Voorzitter,
Mijn slotvraag aan de bewindslieden luidt:
- Wat klopt er niet aan de kritische conclusies van de deskundigen?
Ik zie de reactie van de bewindslieden met belangstelling tegemoet.
En voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdrage Visseren-Hamakers (PvdD) over Pakket Belastingplan 2025
Lees verderBijdrage Nicolaï (PvdD) over Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten
Lees verder