Vragen over Jacht op Vossen
Indiendatum: jan. 2014
1. Kent u het bericht "Provincie berust in nachtjacht"? [1]
2. Heeft u kennis genomen van de zeer stellige uitspraak van de Raad van State, waarin gesteld wordt dat in de nachtelijke uren het doden van vossen absoluut verboden is? [2]
3. Deelt u de mening dat dit absolute verbod, zoals vastgelegd in de Benelux-Overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming en is bevestigd door de Raad van State geen uitzonderingen toelaat, ook niet in andere provincies dan waar de uitspraak betrekking op had? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de provincie Groningen aan te spreken op de onwettige basis waarop ze vergunningen verstrekt voor een absoluut verboden jachtvorm?
4. Deelt u de mening dat de onherroepelijke uitspraak van de Raad van State niet gezien mag worden als betrekking hebbend op slechts twee provincies maar jurisprudentie vormt voor het gehele land? Zo nee, waarom niet?
5. Bent u bereid per direct een landelijk verbod op de nachtjacht op vossen en het gebruik van kunstlicht en restlichtversterkers tijdens de jacht af te kondigen? Zo nee, waarom niet?
[1] Dagblad van het Noorden 22 januari 2014, woensdag-editie regio Oost-Groningen, blz. 18.
[2] Uitspraken met zaaknummers 201012263/1 (Noord-Holland) en 201100944/1/A3-A (Fryslân). Zie ook: http://www.raadvanstate.nl/pers/persberichten/tekst-persbericht.html?id=612
Indiendatum:
jan. 2014
Antwoorddatum: 1 jan. 1970
Antwoorden van mevrouw Dijksma (Staatssecretaris van Economische Zaken)
1. Ja.
2. Ja, ik heb de Tweede Kamer bij brief van 6 december 2013 (Kamerstukken TK 2013–2014, 29 446 nr. 86) ingelicht over de gevolgen van de uitspraken van 4 december 2013 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
3. De Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming (hierna: de overeenkomst) verbiedt het jagen op in de overeenkomst aangewezen wildsoorten met een jachtgeweer tussen één uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang. De Flora- en faunawet verbiedt de uitoefening van de jacht tussen zonsondergang en zonsopgang (artikel 53 Flora- en faunawet). Het verbod is ook opgenomen in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, maar gedeputeerde staten kunnen op basis van de Flora- en faunawet ontheffing verlenen als dat noodzakelijk is voor het bestrijden van schadeveroorzakende dieren. De Afdeling oordeelde in haar uitspraken [1] dat de bepalingen van de overeenkomst niet toestaan dat lidstaten ontheffingen verlenen en vernietigde om die reden de in de rechtszaken aangevochten ontheffingen van provincie Fryslân en Noord-Holland.
Zoals ik mijn brief aan de Tweede Kamer heb aangegeven, ontstaan er zo belemmeringen voor de effectieve en efficiënte uitvoering van beheer en schadebestrijding. Om die reden heb ik richting de Benelux Unie stappen ondernomen om de belemmeringen op te heffen. Artikel 13 van de overeenkomst bepaalt dat de lidstaten zich het recht voorbehouden om afwijkingen van de Benelux-overeenkomst toe te staan ten behoeve van natuurbeheer, wetenschap of het voorkomen van schade. Voorwaarde is dat het Comité van Ministers van de Benelux Unie met de afwijkingen heeft ingestemd. Het Comité beraadt zich momenteel over een door mij ingediend verzoek voor toestemming.
Het genoemde artikel biedt lidstaten voorts het recht om in dringende gevallen afwijkende maatregelen te treffen zonder toestemming van het Comité. Voorwaarde is dat de maatregelen niet langer dan drie maanden gelden en dat Nederland de Secretaris-generaal van de Benelux Unie en de andere Benelux-landen op de hoogte stelt. Ik heb de Secretaris-generaal medegedeeld dat ik de provincies (in afwachting van de toestemming van het
Comité) zal toestaan om van de overeenkomst af te wijken, indien zij dat nodig achten. De Secretaris-generaal heeft die mededeling doorgezonden aan de regeringen van de andere Benelux-partners en vastgesteld dat de drie-maanden-termijn begint te lopen vanaf 10 december 2013.
De ontheffing van provincie Groningen waarnaar in de vraag wordt verwezen, is onherroepelijk geworden wegens het verstrijken van de termijnen voor bezwaar en beroep. De nieuwe jurisprudentie kan de ontheffinghouder in rechte niet meer worden tegengeworpen. Gelet op het bovenstaande zie ik geen aanleiding voor nader overleg met de provincie op dit punt.
4. Ik deel deze mening niet. De uitspraak van de Afdeling heeft betrekking op het besluit waartegen beroep is ingesteld, in dit geval de ontheffingen van provincie Fryslân en Noord-Holland. Het is de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten om te beoordelen wat de toepassing van de overeenkomst (volgens de uitleg van de Afdeling) betekent voor de door hen verleende ontheffingen en welke gevolgen zij daaraan verbinden mede in het licht van de gemaakte afspraken op Benelux-niveau.
5. De gevraagde verboden vindt u wat betreft het bestrijden van vossen in artikel 72, vijfde lid van de Flora- en faunawet in samenhang met artikel 7 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Over de bevoegdheid van gedeputeerde staten om ontheffing te verlenen verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen 3 en 4.
[1] ABRS 4 december 2013, zaak nrs.201012263/1/A3 en 201100944/1/A3.
Interessant voor jou
Vragen over Belastingontwijking Koninklijk Huis
Lees verderOntwerpbesluiten omgevingswet
Lees verder