Vragen n.a.v. besluit voor­zitter Veilig­heids­regio Kenne­merland om alle inrei­zigers uit China te contro­leren op negatieve test­uitslag Covid-19


Indiendatum: 17 jan. 2023

Verzocht wordt alle (sub)vragen afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 1.

U deelt mede dat u de Voorzitter van de Veiligheidsregio Kennemerland opdracht zal geven om alle reizigers die direct uit China afkomstig zijn te controleren op een negatieve testuitslag. In uw brief vervolgt u: "Dit betekent dat alle inkomende reizigers vanuit China per 10 januari 2023 00:01 dienen te beschikken over een bewijs van negatief testresultaat."

a) Moet uit de frase 'dit betekent' worden afgeleid dat de Voorzitter geen voorschrift vaststelt inhoudende dat een inreiziger zich aan een test dient te onderwerpen voordat hij zich bij de gate meldt?

b) Als de voorzitter wel zo'n voorschrift vaststelt, in hoeverre bestaat dan een bevoegdheid daartoe nu het een verplichting betreft die geldt buiten het gebied van de Veiligheidsregio?

c) Als de Voorzitter niet zo'n voorschrift vaststelt maar uitsluitend controleert of de inreiziger beschikt over een negatieve testuitslag, in hoeverre is dan de inreiziger in overtreding indien bij controle op Schiphol blijkt dat hij niet beschikt over een negatieve testuitslag?

d) U spreekt over het zonodig "handhavend optreden door het opleggen van een boete". Kunt u aangeven welke overtreding aan de orde zal zijn en op grond waarvan deze met een boete zou kunnen worden bestraft?

Vraag 2.

Kan het besluit tot het opdracht geven aan de Voorzitter van de Veiligheidsregio zo worden opgevat dat personen met een Nederlandse nationaliteit wordt verboden om vanuit China gebruik te maken van een vluchtig richting Schiphol indien zij niet over een negatief testbewijs beschikken?

a. Zo ja, welke bevoegdheid heeft de Nederlandse overheid om zo'n verbod in het leven te roepen? Welke feitelijke grondslag bestaat daartoe?

b. Is het juist dat Nederlanders die vanuit China naar hun land terug willen keren, aangewezen zijn op het gebruik van een vlucht?

c. Zo ja, hoe verdraagt zich dan een eventueel verbod om van zo'n vlucht gebruik te maken met het bepaalde in artikel 3, tweede lid van het Vierde Protocol EVRM, luidende "Aan niemand mag het recht worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat, waarvan hij onderdaan is."

Vraag 3.

U schrijft dat de opdracht aan de Voorzitter van de Veiligheidsregio tijdelijk is en zal vervallen als "de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid is aangenomen in de Eerste Kamer". Dat impliceert dat u ervan uitgaat dat de verplichtingen die u in het leven wil roepen, gegrond kunnen worden op de gewijzigde Wpg zodra deze in werking treedt.

a. Is het juist dat zulke verplichtingen pas op grond van die Weg kunnen worden opgelegd als Covid-19 of een variant daarvan is aangewezen als een A1-ziekte?

b. Zo ja, op grond van welke gegevens oordeelt u dat een aanwijzing als A1-ziekte gerechtvaardigd is en hoe verhoudt zich dat met het oordeel van het OMT luidende "op dit moment zijn er geen signalen over het circuleren van een nieuwe variant in China.".

c. Indien op dit moment er geen grond bestaat om covid-19 als een A1-ziekte aan te wijzen en dus op grond van de Wpg - mocht de gewijzigde Wpg al gelden - geen vermoeidheid bestaat om een testverplichting c.q. een inreisverbod op te leggen, is dan het hanteren van noodbevoegdheden zoals door u voorgenomen geen "misbruik van bevoegdheid" in juridische zin? Kunt u daarop reflecteren?

Vraag 4.

De volgende casus wordt geschetst:

Aan boord van een vliegtuig dat over enkele uren vanuit China naar Nederland zal vertrekken bevindt zich een stewardess die enkele uren eerder bij het afnemen van een zelftest merkt dat zij met covid-19 is besmet. Omdat het niet van overheidswege verboden is om te blijven werken als je met covid-19 besmet bent, zal zij gewoon de vlucht naar Nederland meemaken.

Bij de gate (aan Chinese zijde) staat een Nederlandse zakenman die nodig terug moet keren naar Nederland. Een zojuist afgenomen test wijst uit dat hij besmet is met covid-19.

Aangezien niet is gebleken van relevante verschillen tussen de omikron die in China rondwaart en de omikron die in Nederland rondwaart, zijn de stewardess en de zakenman gelijke gevallen: beiden zijn met covid-19 besmet.

De zakenman wordt in zijn grondrecht van beweging beperkt, de stewardess - die ongehinderd naar Nederland mag inriepen - wordt niet in haar grondrecht beperkt. Deze behandeling is discriminatoir. Is de laatste conclusie juist? Kan de minister daarop reflecteren?

Interessant voor jou

Schriftelijk overleg over conceptbesluit Gemengd Comité investeringshoofdstuk CETA

Lees verder

Vragen van Prast (PvdD) over het tijdelijk noodfonds energie

Lees verder

    Learn More Doneer