Nadere vragen van Nicolaï (PvdD) over voortgang Rijks­brede strategie voor de effec­tieve aanpak van desin­for­matie


Indiendatum: 10 sep. 2024

Vraag 1

In uw brief van 23 december 2022 (35 295 AG) heeft u desinformatie omschreven als “het doelbewust verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open en kenniseconomie of volksgezondheid”.

In uw brief van 14 juni 2024 besteedt u aandacht aan desinformatie die door statelijke actoren wordt verspreid, waarbij u focust op buitenlandse actoren.

In hoeverre wordt door u ook rekening gehouden met het verspreiden van desinformatie door actoren van de Staat der Nederlanden? Acht u het uitgesloten dat zulke verspreiding zich zal kunnen voordoen?

Vraag 2

Op pagina 4 gaat u in op signalen van de AIVD, de NCTV en de Nationale Politie dat er via informatie een “angstaanjagend vijandbeeld” kan worden verspreid. “De verspreiding van deze feitelijke onjuiste boodschappen tasten het vertrouwen in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, de traditionele media en de wetenschap aan”, zo betoogt u.

Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden? Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?

Vraag 3

In de NRC van 5 september 2024 wordt aandacht besteed aan een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 september 2024. Op rechtspraak.nl is een persbericht van de rechtbank geplaatst, dat aldus aanvangt: “De Nederlandse Staat heeft ten onrechte het beeld gecreëerd en in stand gehouden dat op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam ruimte was voor personen met een antidemocratisch en anti-integratief gedachtegoed”.

Valt zo’n activiteit van de Staat onder het verspreiden van desinformatie?

Vraag 4

In het artikel in de NRC wordt vermeld dat toenmalig premier Mark Rutte (VVD) dat ‘onjuiste frame’ verspreidde door tijdens een persconferentie ouders af te raden hun kinderen op de school in te schrijven.

Is die constatering juist? Kunt u meedelen wat de minister president exact heeft aangegeven? Als de minister president beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze? Zo ja, valt het handelen van de toenmalige minister president dan niet onder ‘desinformatie’?

Vraag 5

Uit het artikel in de NRC blijkt dat de CTIVD de waarschuwingen over de school die door de AIVD waren gegeven, onrechtmatig had geoordeeld.

Is dat juist? Kunt u het rapport van de CTIVD met de kamer delen? Kunt u de reactie van de minister(s) op dat rapport met de Kamer delen? Is de toenmalige directeur van de AIVD op dit punt terecht gewezen? Zo ja, op welke wijze is dat gebeurd?

Vraag 6

Acht u het – mede in het licht van het handelen van de AIVD in het kader van de berichtgeving over het Haga Lyceum – uitgesloten dat een binnenlandse veiligheidsdienst of andere actoren van de Staat der Nederlanden ‘angstaanjagende vijandbeelden’ kunnen produceren? Zo nee, welke maatregelen worden in uw beleid opgenomen om zulke situaties te voorkomen?

Interessant voor jou

Inbreng Visseren-Hamakers (PvdD) evaluaties klimaatbeleid

Lees verder

Nadere inbreng Nicolaï (PvdD) over clustermunitie in Oekraïne

Lees verder

    Learn More Doneer