Nadere inbreng Nicolaï (PvdD) over clus­ter­mu­nitie in Oekraïne


Indiendatum: 10 sep. 2024

Naar aanleiding van de toezegging van de minister aan het lid Nicolaï is de minister in haar brief van 1 juli 2024 ingegaan op het verdrag inzake clustermunitie in relatie tot het voornemen van het leveren van F-16 vliegtuigen aan Oekraïne.

Haar brief vormt aanleiding tot de volgende nadere vragen.

Vraag 1

Is het oordeel van de leden juist dat uit artikel 1 van het verdrag voor Nederland de verplichting voortvloeit om “onder geen enkele omstandigheid” een op grond van het verdrag verboden activiteit “te steunen”?

Vraag 2

U stelt: “Het kabinet constateert dat de verplichting van Nederland op basis van artikel 1 van het verdrag inzake clustermunitie niet zover strekt dat het overdragen van wapensystemen waarmee clustermunitie kan worden afgeschoten of afgeworpen onder de reikwijdte hiervan kan worden gevat”.

Is het oordeel van de leden juist dat het door Nederland ter beschikking stellen wapensystemen waarmee clustermunitie kan worden afgeschoten of afgeworpen, valt onder het “steunen” van een door het verdrag verboden activiteit indien daaraan niet de voorwaarde wordt verbonden dat dit niet voor het afwerpen of afschieten van clustermunitie mag worden gebruikt?

Vraag 3

Is het oordeel van de leden juist dat uit artikel 21, tweede lid van het verdrag voor Nederland de verplichting voortvloeit om zich tot het uiterste in te spannen om Oekraïne te weerhouden van het gebruik van clustermunitie?

Vraag 4

Kan Nederland Oekraïne weerhouden van het gebruik van clustermunitie door aan het ter beschikking stellen van militair materieel de voorwaarde te stellen dat dit niet gebruikt mag worden voor het afwerpen of afschieten van clustermunitie? Zo ja, welke beoordelingsruimte heeft Nederland dan nog als vast staat dat Nederland op die wijze feitelijk Oekraïne kan weerhouden van het gebruik van clustermunitie zonder dat zij zich daarvoor uiterst zou moeten inspannen?

Vraag 5

Uit uw betoog in uw brief leiden de leden af dat volgens u Nederland aan artikel 21, derde lid van het verdrag het recht zou ontlenen om in het kader van de militaire samenwerking aan Oekraïne toe te staan om door Nederland ter beschikking gesteld militair materieel te gebruiken om clustermunitie af te schieten of af te werpen. Klopt dat?

Vraag 6

Zo ja, uit welk onderdeel van welke bepaling van het verdrag leidt u af dat het uit artikel 1 voortvloeiende verbod om de activiteit van het gebruik van clustermunitie te steunen, opzij gezet wordt als op grond van het derde lid van artikel 21 met Oekraïne militair wordt samengewerkt?

Vraag 7

Gebruikt Oekraïne door Nederland beschikbaar gesteld militair materieel voor het afwerpen of afschieten van clustermunitie?

Vraag 8

Wie beslist of Oekraïne door Nederland beschikbaar gesteld militair materieel mag gebruiken voor het afwerpen of afschieten van clustermunitie?

Vraag 9

Geeft Nederland toestemming om clustermunitie af te schieten naar of af te werpen op in Rusland gelegen gebieden? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze is vastgelegd dat het Oekraïne verboden is om clustermunitie af te schieten naar of af te werpen op in Rusland gelegen gebieden? Hoe wordt dat verbod in dat geval gehandhaafd?

Vraag 10

In het Nos-nieuws van 29 augustus 2024 wordt de Commandant der strijdkrachten geciteerd, die zegt dat Oekraïne de door Nederland geleverde F-16 vliegtuigen in Rusland mag inzetten. Is dat juist? Mogen die vliegtuigen ook gebruikt worden voor het afschieten of afwerpen van clustermunitie?

Interessant voor jou

Nadere vragen van Nicolaï (PvdD) over voortgang Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie

Lees verder

Inbreng Nicolaï (PvdD) over Planmonitor NOVI 2024

Lees verder

    Learn More Doneer